Zeshin raakt niet uitgeschreven over katten en muizen.
Er kwamen twee monniken met een kat bij de Hebreeuwse koning en profeet Salomo. Een monnik van de westelijke hal en een van de oostelijke hal. Die van de oostelijke hal sprak: ‘Eerwaarde Salomo, wij hebben een probleem, deze kat hoort thuis in de oostelijke hal maar zij van de westelijke hal beweren dat zij van hen is.’ Waarop de monnik van de westelijke hal sprak: ‘Die van de oostelijke hal hebben deze kat vannacht gestolen, ze voeren hem lekkere hapjes om haar bij zich te houden.’
De Oosterling sprak: ‘Sinds jaar en dag woont deze kat in de oostelijke hal, ik zou zeggen: als jullie van de westelijke hal ook een kat willen, kijk dan op het mededelingenbord in de supermarkt.’ ‘Nou nog mooier,’ sprak de monnik van de westelijke hal, ‘je liegt dat het gedrukt staat!’
Salomo sprak tot een soldaat: ‘geef mij je zwaard’. Terwijl hij de kat in z’n nekvel greep zei hij: ‘Jullie krijgen ieder de helft.’ ‘Dan moet dat maar zo zijn,’ sprak de monnik van de oostelijke hal. ‘Als wij geen kat krijgen dan zij ook niet.’ De monnik van de westelijke hal sprak: ‘Het meest waardevolle ding in het universum is de kop van een dode kat. Niemand heeft er wat aan, en niemand kan er de prijs van noemen.’ Koning Salomo boog voor de monnik van de westelijke hal, liet de kat los met de mededeling: ‘Oost of West, de kat gaat waar zij verkiest.’ Later op de avond vond Salomo een dode muis in zijn slaapkamer.