Is kwetsbaarheid een deugd of een handicap?
Er zijn nogal wat soorten kwetsbaarheid. Wie macht uitoefent vermijdt kwetsbaarheid. Als je onderhandelt, stel je je per definitie niet kwetsbaar op. Machthebbers stellen zich in op handhaven, van een orde en van zichzelf. Aan kwetsbaarheid heb je dan niets.
Andere kwetsbaarheid doet zich voor aan de uiteinden van het leven, als je komt en als je gaat. En helaas daar tussenin ook nog, zij het in wisselende mate. De medische stand levert kwetsbaarheidsbestrijding, maar het blijft behelpen. Het einde ligt vast.
Weer anders kwetsbaar zijn bootvluchtelingen. Door toestanden gedwongen zijn ze in een kwetsbare positie geraakt. Ook zij willen die het liefst vermijden, maar voor het moment is risico onvermijdelijk. Ten dele omdat politici en buurtbewoners niet kwetsbaar durven zijn.
En dan is er de kwetsbare aarde. Omdat de mens zowel knapperd is als knoeier, ontbeert de aarde een garantiebewijs. In zijn laatste boek, The Bone Clocks (Tijdmeters), beschrijft David Mitchell hoe in de niet zo verre toekomst de Cloud een infarct ondergaat, waardoor mensheid en wereld nooit meer worden wat ze hadden willen zijn. Zo kwetsbaar zijn we.
Wil iemand dan nog een pleidooi houden voor kwetsbaarheid?
Misschien zo: Teveel machtsuitoefening levert op den duur meer risico op dan teveel kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid kan ontwapenend werken. Vooral als partijen oog hebben voor gemeenschappelijk belang – zoals dat van mens en wereld.
Kwetsbaarheid heeft niet eens zulke slechte papieren. Gemarginaliseerde kwetsbare mensen kwamen toevallig wel met de betere ideeën. Waren ze met de heersende windrichting meegewaaid, dan hadden ze geen zuchtje inspiratie ervaren. Maar aan de rand was er ruimte en vrijheid. Godsdienststichters, filosofen en wetenschapspioniers leveren de voorbeelden. O ja, sommige godsdienststichters en filosofen zochten zelfs de kwetsbaarheid op. Enkelen vonden zo hun einde.
De handicap kan een deugd zijn.