Het is verleidelijk – nu weer even meer dan ooit – terroristen te zien als onmensen die zich eigenhandig en definitief buiten de samenleving plaatsten, en eensgezind pal te staan voor de vrijheid van meningsuiting als hoogste waarde van onze zwaar bedreigde democratie. Mij dunkt dat we daarmee twee vrij wezenlijke fouten dreigen te maken.
Tekst Bart Voorzanger.
Een poosje geleden zag ik een documentaire over Patrick Magee, het IRA-lid dat als ‘Brighton Bomber’ bekendheid verwierf. In 1984 installeerde hij de tijdbom die afging tijdens het congres van de Conservatieve Partij en vijf mensen het leven kostte, maar die de partijtop – de beoogde slachtoffers – ongedeerd liet. Een van de overlevenden van deze aanslag, destijds een vooraanstaand medewerker van mevrouw Thatcher, nam eind jaren negentig contact met Magee op. De mannen raakten innig bevriend. Magee betreurde achteraf de onbedoelde slachtoffers, maar nam geen afstand van de aanslag op zich.
Het is gebruikelijk je hevig te verbazen als je hoort dat concentratiekampbewakers diep ontroerd konden raken door klassieke muziek en hoogstaande literatuur. Het idee dat iemand ze gekend zou hebben als trouwe vriend, liefhebbende echtgenoot of vader is bijna onverdraaglijk. Toch vrees ik dat we aan dat idee zullen moeten wennen. Terroristen en beulen zijn gewone mensen die door omstandigheden een ook hen vaak onaangename taak op de schouders gelegd kregen, of die meenden zichzelf zo’n taak te moeten geven.
Afgezien van een enkele psychopathische uitzondering, konden en kunnen ze die taak alleen aan dankzij een simpel mechaniek: plaats je slachtoffers buiten de kring van zielsverwante medeschepselen en beschouw ze als een plaag, als ziekteverwekkers waar we vanaf moeten om de mensheid te redden. Zonder dat mechaniek zouden instellingen als Abu Ghraib en Guantanamo Bay niet kunnen functioneren, hadden Mao’s Rode Garde en de Rode Khmer in Cambodja hun desastreuse werk nooit kunnen doen, waren My Lai en Rawagede niet gebeurd en had u nooit van Auschwitz gehoord. Gemaksontmenselijking is het, en wie meent dat we degenen die zich eraan schuldig maakten zelf moeten uitsluiten, dat we ze zonder eerlijk proces en zonder uitzicht op een eind aan hun straf moeten opbergen, kortom dat ze met hun daden het recht op een menswaardige behandeling en een herkansing verspeeld hebben, maakt gebruik van precies datzelfde mechaniek.
Natuurlijk schrijf ik dit naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo, waar medewerkers en bewakers dankzij gemaksontmenselijking zonder enig mededogen konden worden omgebracht. Maar juist bij alle afgrijzen daarover is het goed nog eens even stil te staan bij Patrick Magee en zijn onverwachte vriendschap. Aan de aanslagen en terreuracties van hem en zijn medestanders kwam geen einde dankzij een tot het uiterste opgevoerde ‘war on terror’ – hoe lang en hoe verwoed dat ook geprobeerd is – maar door de betrokkenen als medemensen te erkennen en te behandelen, door hun grieven serieus te nemen, door overleg, en door toegevendheid. De daders van de Parijse aanslag (of liever: de verdachten – ik ben ooit opgepakt op verdenking van een gewapende roofoverval, dus ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk dat onderscheid is) zijn inmiddels dood. Maar hun aanslag zal vast de laatste niet zijn, dus het blijft zinvol om stil te staan bij Patrick Magee’s ontwikkeling van terrorist naar medemens, en de waarde van oprecht contact.
Maar toegevendheid? Kunnen we toegevend zijn tegenover islamitische terroristen zonder verraad te plegen aan onze hoogste waarden? Mij dunkt van wel. Wat we temidden van alle herrie dreigen te vergeten is dat die steeds weer opgevoerde vrijheid van meningsuiting hier in het geheel niet in het geding is. Er is niets dat u niet heel goed onder woorden zou kunnen brengen zónder plaatjes die goden, heiligen en profeten belachelijk maken. Er is niets dat buiten het discours wordt geplaatst door zulke plaatjes te verbieden, of liever nog, door er vrijwillig, en louter uit respect voor anderen, vanaf te zien.
Satire is een uitstekend middel om machtswellust en machtsmisbruik, eigenwaan en arrogantie aan de kaak te stellen. Zulke satire richt zich op mensen met macht en aanzien. Hij valt die aan door hun daden belachelijk te maken en hun pretenties door te prikken. Satire kan best over hun religie gaan, bijvoorbeeld door te laten zien dat ze zich zeer vroom voordoen terwijl ze in het geniep alles mores van hun geloof aan hun laars lappen. Maar satire die de spot drijft met wat gelovigen heilig is, treft zulke huichelaars niet, hij treft allereerst en vooral de talloze machtelozen, die aan hun geloof wat broodnodige troost en steun ontlenen. Zulke satire schiet zijn doel voorbij en wordt zelf machtsmisbruik.
Een spotprent over Mohammed is niet meer dan een harteloze schop in de buik van miljoenen gewone moslims. Wie doet alsof onze beschaving staat of valt met onze vrijheid zo’n schop te geven, geeft qua huichelachtigheid de meest perfide machtswellusteling het nakijken.
Chris zegt
quote:’Een spotprent over Mohammed is niet meer dan een harteloze schop in de buik van miljoenen gewone moslims.’
En hun reactie is een trap in de edele delen van een miljard niet-moslims!
RELATIVERINGSVERMOGEN!!!
Spuw geen politiek correct fundamentalistische onzin aub!
Tim zegt
Of je ziet die schop niet als schop omdat je capabel bent erboven te staan. Die keuze heb je ook nog. Straks moet ik m’n dochter nog leren om zich niet te uitdagend te kleden want tja, dan is het toch je eigen schuld als..
Bart Voorzanger zegt
@Chris: Hun reactie – aannemend dat u het over de islamitische gemeenschap hebt – is in bijna 100% van de gevallen een stilzwijgend negeren. Relativeringsvermogen, wat u zegt … :-)
Wat er zo politiek correct is aan mijn tekst zie ik even niet. Politiek correct is hier: nergens over nadenken en zeggen dat je Charlie bent.
Alle goeds,
Bart
Kees Moerbeek zegt
Die talloze machtelozen zijn wellicht ook slachtoffers van cynische religieuze huichelaars. Zij gebruiken religie als instrument om te manipuleren voor hun eigen (politieke) doeleinden en vanwege hun frustraties. Een heel miniem aantal van die slachtoffers moordt.
De troost en steun die sommigen van deze machtelozen hierdoor ervaren lijkt in dat geval op een verdovend middel dat het lijden (mede veroorzaakt door het misbruik van religie) verdooft. In die zin kan godsdienst opium zijn van het volk.
Verslaving aan zo’n geperverteerde vorm van religie kan ertoe leiden dat iemand zodanig gehersenspoeld raakt dat hij/zij de grens overschrijdt en gaat moorden. Dat is een grote stap om te zetten.
Het is ronduit cynisch en een gotspe dat gewelddadige moslimfundamentalisten andere moslims vermoorden. Maar niet zomaar moslims, ook baby’s, kinderen, zieken en ouderen. En dat niet per ongeluk, maar ingecalculeerd.
Het feit dat cynische wereldleiders vanwege geopolitieke redenen en economische belangen ‘rechtvaardige oorlogen’ voeren is niet minder verwerpelijk. Ongetwijfeld hebben ook zij ‘god aan hun zijde’ :-(
Van een trap in de buik naar al calculerend zelfmoord plegen en zoveel mogelijk slachtoffers maken, zelfs baby’s, kinderen, zieken en ouderen meesleuren is iedere wereldreligie te bar en onmenselijk.
Er is antigif tegen dit lijden.
Helen zegt
Bart heel veel dank voor deze tekst. Eindelijk iemand die nuchter kan blijven kijken, onderscheid weet te maken en wijst op de eigen verantwoordelijkheid van woorden/daden.
gust Malfliet zegt
Je kan inderdaad met “Mededogen” deze erg pijnlijke situaties proberen te plaatsen al blijven ze diepe onvergetelijke letsels veroorzaken bij de naasten.
Als je de martelingen en moorden op eigen volk in Cambodja van de Rode Khmer beschouwd (mensen waren zelfs geen kogel waard)is het toch zeer moeilijk dat te begrijpen of Mededogen te voelen voor de vele nog(ongestrafte)daders. Wij moeten trouwens ook niet zo ver gaan.. denk maar aan de Holocaust ! Als Boeddhist moeten we blijven proberen.. wel gemakkelijker als het ver van ons bed gebeurt!
Barbara Steadfast Dharma de Zoete zegt
Wat me ooit erg raakte was een uitspraak van ik-weet-niet-meer-wie die geparafraseerd luidt: “Als een rivier overstroomt, ruim je achteraf de puinhopen op. En daarna leg je een dijk om een tweede maal te voorkomen. Je neemt de rivier echter niets kwalijk. Die volgde slechts zijn natuurlijke loop.”
Ik ben een heethoofd en kan makkelijk jijbakken. Deze uitspraak maakte voor mij voor het eerst inzichtelijk hoe ik meedogend om kan gaan met wat ik beschouw als verstoringen van mijn eigen welzijn. Ik hoef, ook als boeddhist, niet over me te laten lopen, maar ik hoef ook niet terug te vallen op geweld.
Het leggen van een dijk om een te woeste stroom te kanaliseren, is van een totaal andere orde dan het leggen van schuld. Ik heb heus mijn portie ‘geweld aan mijn persoon’ meegemaakt. Levens geleden en korter terug. En sinds ik me bewust ben van het verschil tussen voor jezelf opkomen en proberen een schuldige aan te wijzen, heb ik veel meer vrede met gebeurtenissen uit mijn verleden dan voor ik dat verschil zag. Niet dat ik altijd al goed ben in het reageren vanuit dat inzicht :) maar ik leer gaandeweg.
Maatschappelijk hoeft dat niet anders te zijn. Ik weet wel haast zeker dat als ik als Algerijnse knul in de Banlieues van Parijs was geboren pakweg vijfentwintig jaar geleden, dat ook ik me eerder aangetrokken zou voelen tot de strijd van de IS dan tot de hoogdravende taal van de Franse elite die echt geen idee heeft waar het over gaat. Als ik als Marokkaanse was geboren in een oude volkswijk in Den Haag, droeg ik nu een niqap puur om mijn identiteit vorm te geven tegen de stroom in. Want hoe kom ik vanuit die omgevingen te weten wie ik ben, wat ik kan, wat ik wil, terwijl ik steeds vaker word afgewezen met onverholen minachting en haat in de ogen van de ander?
Ik wil liever begrijpen dan veroordelen, maar besef ook dat die dijk om zelfbehoud gerechtvaardigd is. Waar ligt de balans?
Het naming and shaming -columnisten die met onverholen psychische agressie anderen op de ziel trappen, bewust, vs. de gevoelens van haat en agressie waar Islamitische jongelingen in het Westen uiting aan geven in fysiek-geweldadige vorm- is een vicieuze cirkel waarvan ik denk dat vooral boeddhisten toch in staat zouden moeten zijn om ze te doorbreken? In dat verband vind ik dit gedicht van Thich Naht Hanh onvergetelijk krachtig:
Noem me bij mijn ware namen.
Jules Prast zegt
Wat een prachtig gedicht, Barbara. Dankjewel, dit zegt alles. _/\_
Bas zegt
Beste Bart, ik vind dat je prachtig hebt verwoord waar ik al een poos aan dacht, maar nog geen woorden voor vond. Dank je…
Theo zegt
“Er is niets dat u niet heel goed onder woorden zou kunnen brengen zónder plaatjes die goden, heiligen en profeten belachelijk maken.”
Leuk verzonnen maar het klopt niet. Kijk maar naar wat Salman Rushdie is overkomen. Dus behalve plaatjes moet ook het gedrukte woord (zelfs als dat niet satirisch is) in de ban. Uiteindelijk kan iedere vorm van kritiek op de islam en haar aanhangers rekenen op een “charlie”-behandeling.
Waarom? Wij hebben te maken met een geloof waarvan een onvoorstelbare grote hoeveelheid aanhangers er volstrekt intolerante denkbeelden op na houdt. 3 mogelijkheden: ofwel die aanhangers zijn geen oprechte gelovigen (ga jij het ze even vertellen?) of deze intolerante denkbeelden zitten ingebakken in het geloof of een combinatie van de vorige 2 mogelijkheden.
Bekijk de volgende verzameling van enquete resultaten maar eens:
http://www.thereligionofpeace.com/Pages/Opinion-Polls.htm
Bart je houding lijkt heel veel op die van Herr Biedermann. https://nl.wikipedia.org/wiki/Herr_Biedermann_und_die_Brandstifter
En als je dat werk gelezen of gezien hebt dan weet je hoe dat afliep.
Paul zegt
Wat bedoel je precies met je brandstichtlink, Theo?
En is het niet apart dat je OVER moslims komt praten in plaats van met moslims?
Theo zegt
Ik vergelijk de houding, waarvan Bart blijk geeft in zijn artikel, met de houding van Biedermann. Die houding wordt goed weergegeven op de pagina waarnaar de link verwijst.
Maar Paul, is het niet apart dat jij, zonder mij te kennen, aanneemt dat ik niet praat met moslims?
Ik op mijn beurt mag aannemen dat jij het eens bent met de strekking van de kritische noot over de “plaatjes” die ik plaats bij het artikel van Bart. Als dat niet zo was dan zou je mij op dat gebied wel van repliek hebben gediend.
Let wel. Ik ben niet op zoek naar ruzie of naar het halen van mijn gelijk. Wel wil ik discussie voeren op basis van inhoudelijke argumenten.
Helen zegt
Waarom ik zo blij ben met een reactie als die van Bart is dat hij zich niet laat meeslepen door de waan van het moment maar met ‘afstand’ en de dingen in context ziet. Laat je je meeslepen dan krijg je weer oog om oog en dat dat geen oplossing is laat Rushdie bijvoorbeeld zien.