Net zoals vorig jaar is de figuur van Zwarte Piet in Nederland onderwerp van een nationaal debat tot in de hoogste gremia. Voor de gerenommeerde sociaal en cultureel antropoloog Gloria Wekker van de Universiteit Utrecht mag het gepalaver onderhand stoppen. Ze noemt acht redenen op waarom het hulpje van Sinterklaas van het toneel moet verdwijnen.
De Raad van State buigt zich momenteel over de kwestie-Zwarte Piet. Mij is gevraagd om deze kwestie in een cultuurhistorische context uit te leggen, wat ik in acht punten zal doen.
Zelf-feliciterend zelfbeeld
- In de maatschappelijke debatten over Zwarte Piet gaat het in wezen om indringender onderliggende vragen dan of hij/zij een racistische figuratie is. Het gaat eigenlijk om de vraag: hoe kan een land dat bijna 400 jaar een imposant koloniaal rijk gehad heeft daar geen sporen van dragen in zijn cultuur, geschiedenis en zelfbeeld? Dit is echter een nauwelijks bespreekbare vraag in een land waarin het meest gekoesterde en te vuur en te zwaard verdedigde zelfbeeld is, dat we uitzonderlijk tolerant zijn, gekenmerkt door de hevige drang tot gelijkheid en door “kleurenblindheid”. Dus we zijn per definitie niet racistisch.
In feite gaat dit debat impliciet over hoe we dat prettige, zelf-feliciterende zelfbeeld kunnen blijven vasthouden. Wat hier aan de orde komt, is niet enkel het gevoel van zwarte mensen dat ze gediscrimineerd worden, maar de erkenning van de institutionele, systemische en symbolische aspecten van racisme.
Dominante partij
- Het is interessant dat het de liefhebbers van Zwarte Piet zijn, in meerderheid witte mensen, die vaststellen dat Zwarte Piet niet racistisch is. Ze hoeven daarvoor ook niet te rade te gaan bij de mensen die daar wellicht een op ervaring gebaseerd oordeel over kunnen hebben. Als in de tijd van de Tweede Feministische Golf mannen gezegd zouden hebben “wij zijn de experts op het gebied van seksisme en wij stellen vast dat daar geen sprake van is in Nederland”, zou iedereen de absurditeit daarvan inzien. Bij een verschijnsel als racisme, is het kennelijk acceptabel dat de dominante partij, sans gêne, vaststelt dat Zwarte Piet niet racistisch is.
Dat wil niet zeggen dat alleen mensen behorend tot groep X, kennis kunnen hebben van het verschijnsel X. Ik bepleit geen epistemologische Apartheid. Integendeel. Iedereen kan expert worden op elk gebied, maar op welke expertise op het terrein van ras zijn de uitspraken van bijvoorbeeld het Pietengilde gebaseerd?
Postkoloniale melancholie
- Ik plaats de figuur van Zwarte Piet binnen de Nederlandse cultuur en geschiedenis als een erfenis van het koloniale verleden, en van de slavernij in het bijzonder. Vanuit een psychoanalytisch perspectief, hebben West Europese landen met een koloniaal verleden het verlies van hun koloniën nooit goed verwerkt en lijden ze onder “postkoloniale melancholie” (Gilroy 2005), een ingewikkelde kluwen van tegenstrijdige gevoelens, die zich soms manifesteert als het vanzelfsprekende en gratis gevoel van morele, culturele en intellectuele superioriteit, dan weer als een ernstige malaise over hoe de samenleving met de komst van zwarten, migranten en vluchtelingen ten nadele veranderd is.
Het bezit van een koloniaal rijk betekent onvermijdelijk een verwikkeld zijn in narcistische structuren, in een almachtsfantasie, die wanneer hij geconfronteerd wordt met verlies, resulteert in melancholie en depressie; ‘Indië verloren, rampspoed geboren’.
Diep ingesleten cultuurgoed
- Terwijl de herinnering aan “Ons Indië” een gelaagde is – tempo doeloe, respect, verdriet, bitterheid, woede – is de herinnering aan het Westelijk deel van het koloniale rijk, Suriname en de Antillen, veel eenduidiger. Ten opzichte van Suriname overheerst het gevoel ‘blij dat we ze kwijt zijn’. Ten opzichte van de Antillen ‘waren we ze maar kwijt’, getuige onder anderen het schaamteloze voorstel van de PVV om de Antillen op Marktplaats aan te bieden.
De beeldvorming is dat de West alleen maar geld gekost heeft en nog kost. Het diep ingesleten cultuurgoed dat wél aan de West refereert, is de figuratie van Zwarte Piet.
Machtsverhoudingen
- Zoals blijkt uit historisch en cultural studies-onderzoek in de VS (Hartman 1997) is de essentie van de machtsverhoudingen onder slavernij zó dat de tot slaaf gemaakten hun witte eigenaren niet alleen moeten dienen, in de zin van arbeid en seksuele diensten leveren, belangrijker nog is dat ze dat moeten doen met een lach op hun gezicht. Hun belangrijkste opdracht is te laten zien dat ze plezier hebben in hun leven, dat ze tevreden zijn met hun bestaan en niets liever willen dan dit. ‘Ze willen niet vrij zijn’, is de onderliggende boodschap.
Ze moeten zich dus op een bepaalde, manier gedragen – vrolijk, zorgeloos, loyaal, bescherming biedend tegen witte angsten, ongeacht de gruwelijkheden waaraan ze zélf op dagelijkse basis blootgesteld werden. Witte mensen schiepen een beeld van zwarten waarin zij zich superieur konden voelen, maar vooral waarin zij zich niet schuldig hoefden te voelen: immers slaven waren ‘van nature’ gelukkig, blij en tevreden.
Europese mythologieën
- Dat Zwarte Piet zwarte / beroete voorgangers heeft, die hun oorsprong vinden in Middeleeuwse Noordse, Germaanse en andere Europese mythologieën, is wetenswaardig, maar vormt op geen enkele manier een insulatie van de figuratie tegen later racisme. Wat is de functie van Zwarte Piet als de onderwijzer Jan Schenkman hem introduceert in 1850, op het hoogtepunt van het kolonialisme?
Ik noem drie functies.
1.De continuïteit met de eerdere Boemannen zit in de functie van Zwarte Piet om stoute kinderen te straffen en af te voeren naar Spanje;
2.Ook het Nederlandse publiek dat zich aan hem en zijn fratsen vergaapte, moest overtuigd worden van de inherente vrolijk- en blijheid van het type, zodat de slavernij met een gerust geweten kon voortduren;
3.De intocht fungeerde als een ‘leerschool’ voor witte mensen in de metropool over wat het betekende een burger van een koloniale natie te zijn; wie ‘wij’ zijn en wie ‘zij’ zijn, en dat was en is niet inwisselbaar.
Rituele degradatie
- Het aantal stereotypen over zwarte mannen en vrouwen is beperkt, maar diep geworteld. De Noord-Amerikaanse en Nederlandse repertoires overlappen voor een groot deel. Zwarte Piet belichaamt wat Stuart Hall (1997) ‘rituele degradatie’ noemt, een representatie die zo ‘natuurlijk’ is dat hij geen uitleg of rechtvaardiging nodig heeft.
Hij behoort tot het geïdealiseerde en gesentimentaliseerde ‘happy black’-type, dat geen zorg in de wereld heeft, dom is en krompraat, maar die zingt, danst, rare fratsen uithaalt, de hele dag door moppen tapt en wiens grootste plezier is witte mensen en hun kinderen plezier te bezorgen. Zwarte Piet is de Nederlandse versie van Oom Tom (overigens een bestseller hier, vanaf de publicatie in 1852). Er zit behoorlijk wat continuïteit in de beeldvorming.
Racisme met de paplepel
- Op grond van het voorgaande ligt het voor de hand te veronderstellen dat het verschijnsel-Zwarte Piet alle kleine kinderen racisme met de paplepel ingeeft, het bestendigt bij witte volwassenen en zwarte mensen er, in de maanden november en december, in verhevigde mate aan blootstelt. Onderzoek uit de VS en het Verenigd Koninkrijk laat zien dat kleine kinderen er op drie-, vierjarige leeftijd al van op de hoogte zijn welke huidskleur ze hebben en dat het geduchte voordelen oplevert om wit te zijn (Williams 1997). Het vierjarige zwarte zoontje van Patricia Williams weet dat als er op school ‘cowboys and Indians’ gespeeld wordt, hij nooit cowboy mag zijn.
Voor de Nederlandse situatie, zou het hartverscheurende korte verhaal van Celestine Raalte, een zwarte moeder die zowel haar dochter als haar kleindochter tegen de ondermijnende werking van Zwarte Piet moet beschermen (Helder en Gravenberch 1989), voor iedereen verplichte kost moeten zijn.
Zie dan nog eens vol te houden dat Zwarte Piet geen schadelijk verschijnsel is. Of, nog lammer, dat het niet zo bedoeld is.
Gloria Wekker
Prof. dr. Gloria Wekker is sociaal en cultureel antropoloog. Van haar dissertatie I Am a Gold Coin; The Construction of Selves, Gender and Sexualities in a Female, Working-Class, Afro-Surinamese Setting (1992) verscheen in 1994 een bewerking onder de titel Ik ben een gouden Munt. De transcontinentale vervolgstudie was: The Politics of Passion; Women’s sexual Culture in the Afro-Surinamese Diaspor (2006). Een andere recente publicatie, waarvan zij co-auteur van is, heet: Je hebt een kleur, maar je bent Nederlands. Identiteitsformaties van geadopteerden van kleur (met C. Asberg, I. van der Tuin en N. Frederiks).
thomas dekkers zegt
Ik vraag me af wat dit onderwerp met Boedhisme te maken heeft. Tenzij je Boedhisme wil vernauwen tot de spirituele saus van een bepaald soort “progressieve” ideologie. De hele hetze tegen Zwarte Piet is trouwens stukken schadelijker gebleken voor de verhoudingen tussen “blanke” en “zwarte” Nederlanders dan de sprookjesfiguur zelf. Dit terzijde staan er zoveel taalfouten in het artikel dat ik het nauwelijks serieus kan nemen.
Peter Terpstra zegt
Goed gemotiveerd article lijkt me. Impermanence geld dus ook voor “Zwarte Piet”. Nu maar lostlaten…
Ujukarin zegt
Natuurlijk, maar impermanence geldt ook voor jouw eigen identificatie als deel van een groep – of het nu ‘zwarten’ of ‘witten’ of wat dan ook is. Laat staan dat jouw groepslidmaatschap jou ergens ‘slachtoffer’ van zou maken.
Het geheel is nogal in strijd met enig boeddhistisch principe en kan dus wat mij betreft in die context zo de vuilnisbak in, het gaat om ieder van ons als individu en de ontwikkeling op het Dharmische pad. Enige identificatie als lid van een groep hindert daarin alleen maar. Los daarvan heeft het natuurlijk enige relevantie als maatschappelijke discussie, laat die maar op eigen merites gevoerd worden. Zowel ikzelf als m’n (zwarte) echtgenote vinden het in ieder geval totaal-uit-proportie-getrokken huilie-huilie doen en een zinloos gedoe, Zwarte Piet is allang geemancipeerd en in alle Sint- en Pietfilms de laatste 20-30 jaar beduidend slimmer dan de Sint en diens manager!
With folded palms,