Vrijwel dagelijks bezoeken zes boeddhistische geestelijke verzorgers gedetineerden die- voor lange of kortere tijd opgesloten zitten in justitiële inrichtingen. Ze voeren persoonlijke gesprekken, praten over de leer van de Boeddha en leiden meditatiebijeenkomsten met mensen die vaak maar één ding voor ogen hebben: eruit. In die repressieve omgeving ontdekken gedetineerden dat vrijheid in henzelf zit. Varamitra is hoofd van de dienst boeddhistische geestelijke verzorging.
Twee jaar geleden spraken we hier ook over de boeddhistische geestelijke verzorging in de gevangenis. Je gaf toen een voorlopige stand van zaken. Wat is er nadien gebeurd, ben je daar tevreden over?
Ja, daar ben ik heel tevreden over. Het is een tamelijk complexe exercitie die wij doormaken, want je moet in een vrij ingewikkeld systeem de weg vinden. Als nieuwkomer je plaats veroveren, onder gedetineerden maar ook bij collega geestelijk verzorgers, die ook een beetje moeten indikken. En wij moesten ook een manier vinden om dat boeddhisme te communiceren, want een gevangenis is geen retraitecentrum. Je komt in een systeem dat heel gesloten is met heel veel regels en protocollen. De mensen om wie het gaat zitten er niet vrijwillig. Je moet met heel veel dingen rekening houden. De verzorgers hebben de afgelopen twee jaar allemaal een manier gevonden om hun werk goed te kunnen doen. Ik hoor van de gevangenisdirecties niets dan lof over mijn mensen. De vraag naar onze bgv’ers onder gedetineerden is stijgende. Net als in de samenleving is in de gevangenis boeddhisme een hype, iedereen wil naar de boeddhist. Ik heb niet zo’n behoefte om op zo’n hype mee te gaan. Boeddhistische geestelijke verzorging moet een serieuze zaak blijven.
Hoe ontstaat zo’n hype?
Die gevangenen zeggen tegen elkaar: die boeddhist is goed, oordeelt niet en je leert er ook nog eens mediteren. Net als een eerste duif die uitvliegt, gaat er een het uitproberen. Dan zingt het rond en gaan anderen ook naar de boeddhist. Zo ontstaat het, en voor sommigen krijgt het al gauw diepgang. We oordelen niet maar onze exercitie is natuurlijk niet vrijblijvend. Wij reiken ze handvatten aan, maar de rest moeten ze zelf doen. Wij ervaren het verschil en het personeel ook. De gedetineerden worden anders, rustiger en bedachtzamer. Er is zelfreflectie. Buiten het hear say traject zijn er ook verwijzingen door de psycholoog en medische dienst. Die zeggen: goh, misschien moet je daar eens gaan kijken, mogelijk helpt dat. Dus heel langzaamaan- zonder een voet tussen de deur, vindt de boeddhistische geestelijke verzorging geleidelijk zijn weg in het systeem.
Je sprak net over indikken. Je hebt de gereformeerde, Joodse, islamitische, humanistische en katholieke geestelijke verzorgers, noem maar op. Dan wordt er aan de deur geklopt en staan de boeddhisten voor de deur. Wordt het niet erg veel?
Jaren geleden is door de politiek het besluit genomen dat de islamieten, hindoes en boeddhisten ook ruimte moesten krijgen om hun werk te kunnen doen in gevangenissen en andere justitiële inrichtingen. Iedereen ziet ook dat er fluctuaties in de vraag zijn. In de missie staat ook dat er pluriformiteit moet zijn in het aanbieden van geestelijke verzorging in het gevangeniswezen. Dat niet de een overheerst ten koste van de ander. Pluriformiteit is heel belangrijk, dat die gedetineerde ook echt iets te kiezen heeft. Daar is iedereen het over eens.
Wat wij binnen de organisatie doen als boeddhisten, is vanuit het perspectief van geweldloosheid handelen: we dwingen niks af, we gaan niet op onze strepen staan- ‘dit is mijn recht’. Dat dwingt respect af, weet je, we zijn daar gewoon met de vraag: wat kan ik voor de ander doen. Dat geldt niet alleen voor de gedetineerden, maar ook voor het personeel en de collega’s. We zijn er niet om een boeddhistisch instituut overeind te houden, absoluut niet. Ik heb altijd gezegd: als de laatste gedetineerde zegt, ik hoef het niet meer, ben ik de eerste die de stekker eruit trekt. We worden betaald met publiek geld, daar moet je ook rekening mee houden. Ik heb niet de behoefte om iets in stand te houden dat geen meerwaarde heeft.
Merk je aan de andere geestelijke verzorgers dat zij ook iets hebben aan de boeddhistische aanpak? Dat ze merken dat gedetineerden beter in hun vel zitten en willen weten: hoe pakken jullie dat aan?
Tijdens het collegiaal overleg komen ze er bij zitten en vragen ze hoe we het doen. Soms verwijzen ze zwaar gestreste gedetineerden naar ons door. Het gaat heel langzaam. Gisteren spraken we er nog over, toen we officieel binnenkwamen, in 2010, 2011, dat toen de vraag was: gaat dit werken, beklijft dit, wat gaat het voor effect hebben? Nou we zijn nu twee, drie jaar verder, en het begint te werken en te stabiliseren. Het effect is merkbaar.
We hebben nog steeds zes mensen aan het werk. En het gaat goed met ze, er is nog nooit iemand op rapport geweest voor iets dat niet mag. De omgeving ziet dat ze kwaliteit hebben, iets te bieden hebben. Dat is leuk. En je ziet dat vanuit christelijke denominaties er gezegd wordt: wij hebben toch ook meditatievormen. Zo zie je dat ze elkaar beïnvloeden en dat wij langzaamaan daar een plekje in krijgen. Stap voor stap krijgen we een stem. En niet door met de grote trom te slaan: wij verkondigen de waarheid. Dat is niet aan de orde en ook niet erg boeddhistisch.
Levert jullie inzet en het mediteren bij de gedetineerden ook een bijdrage tot een ander besef op?
Wat vooral het fascinerende is in het aanbieden van meditatie, zijn een paar dingen. Gedetineerden zijn voornamelijk gericht op buiten, er uit, van dat. Alles staat in dat teken. Met dat meditatieproces laat ze heel voorzichtig naar hun eigen binnen gaan. En wat er dan gebeurt, toen ik dat voor de eerste keer hoorde vond ik dat zo ontroerend, is dat die gedetineerden die met elkaar in groepjes mediteren-, ze zijn allemaal echt stil, dat ze dan een ervaring van vrijheid krijgen. In die repressieve omgeving, het is letterlijk een verademing. Ze ontdekken dat de vrijheid in henzelf zit. Dat je van nature een vrij mens bent, ook al zit je tussen vier muren. Dat is een heel groot verschil in je perceptie van het daar zijn en veroorzaakt minder lijden.
En twee is, omdat wij het niet sturen of organiseren, ontstaat er ruimte voor reflectie. Thich Nah Hanh gebruikt dat voorbeeld: als je een fles jus d’orange laat staan, zakt het drab naar beneden. Boven wordt het langzaam lichter, en dat dat zie je ontstaan-, door dat meditatieproces bij nogal wat gedetineerden. In een meditatieruimte hoef je geen macho te zijn, het is stil, er hoeft niets gezegd te worden. Je mag er alleen maar zijn. Geen ellebogenwerk. Het is onvoorstelbaar wat er gebeurt, als ik het vertel krijg ik gewoon kippenvel. Als ik die verhalen terug hoor van die geestelijk verzorgers, wat er gebeurt in dat verstilde moment van aandacht, zonder blauwdruk, protocollen, doelen, zonder gedragskenmerken. Gewoon, je nodigt mensen uit om bij elkaar te gaan zitten, en dan gebeurt het. Ik vind het fascinerend om te zien.
Ja, dat moreel besef…
Ze gaan daardoor wel zien, vaak in vervolggesprekken, omdat een zekere verstilling kan optreden, dat dingen ook in een anders perspectief geplaatst kunnen worden. Maar we lepelen dat niet uit. Je kan het niet sturen, maar je ziet het wel gebeuren.
Leuk hoor, dan zit je daar tussen vier muren met je verstilling.
Ja, maar wel met een ander perspectief.
Veroorzaakt dat niet opnieuw lijden. Het besef dat als ik dit besef toen had gehad, ik die oude oma niet de hersens had ingeslagen?
Sommige gedetineerden zeggen dat ook: als ik deze ervaring eerder had gehad, had ik hier niet gezeten. Dat is pijnlijk om te weten, maar het biedt ook perspectief. We kunnen niet veranderen wat er gebeurd is, de film niet terugdraaien. Bij sommige gedetineerden zijn hele grote dingen gebeurd in de verwerking van wat ze gedaan hebben. Dat leidde ook tot een ander gevangenisregiem waar ze in terecht zijn gekomen. Er gebeurt van alles, maar meestal op een subtiele manier. Organisch, op basis van het vertrouwen tussen de gedetineerde en de geestelijk verzorger. We claimen niet dat dit het enige middel is, het is ook niet geschikt voor alle gedetineerden. Het is een beetje als wakker worden, de gedetineerde wordt wakker in de rare situatie waarin hij zit. En gaat opnieuw kijken naar zijn omgeving.
De geestelijk verzorgers komen een dag per maand naar Den Haag. We beginnen die bijeenkomsten door elkaar te vertellen hoe het gaat. Het gaat niet altijd gemakkelijk, maar als je de verhalen hoort dan denk ik: dit is waarvoor we het doen.
Maar wat doet het nou met die verzorgers zelf, als ze iemand zien veranderen, een vrije geest ontwikkelen?
Ja, dat zijn natuurlijk cadeautjes. Maar je kan daar als bgv’er dus niks aan ontlenen. Niet arrogant worden, van kijk eens naar mij. Want die gedetineerde heeft het wel helemaal zelf gedaan. Dat is zo mooi van die verzorgers, hoe moet ik het zeggen, ze staan met de poten in de klei. Heel pragmatisch ook en in het besef van de absurde situatie waarin ze zich bevinden. En toch kunnen we een sprankje licht bieden aan sommige mensen. Dat betekent veel voor ze. Ik vind dat zo fascinerend, dat had ik niet eerder kunnen bedenken.
Poten in de klei, die geestelijke verzorgers doen hun werk in een naargeestige omgeving.
Ja, je moet er wel tegen kunnen, om daar te werken. Ze hoeven niet naar de psychiater maar krijgen wel begeleiding in de vorm van intervisie. Ik steun ze en ben beschikbaar voor ze. Als het echt niet gaat, bellen ze me gewoon op. Ze zijn ook allemaal goed op elkaar ingespeeld. Al werken ze individueel tot in de verste uithoeken van het land, ze hebben altijd de mogelijkheid om telefonisch met elkaar te overleggen.
Als het niet gaat, waarom gaat het dan niet?
Daar zijn verschillende redenen voor. Bijvoorbeeld door systeemwijzigingen in de gevangenis, waardoor alles uiteen valt. Of gedetineerden die zelf met te hoge verwachtingen beginnen. Teleurgesteld raken en er niet uitkomen. Of ze worden ineens overgeplaatst, dan ben je zo’n man of vrouw kwijt.
Een tijd geleden hebben wij met elkaar besproken wat onze kwaliteitsnorm is als we met gedetineerden omgaan? Onze bgv’ers zijn meer dan een recreatiemedewerker. Ons werk is geen vertier, het gaat natuurlijk niet alleen om de koekjes en de koffie. Of even de cel uit. Wij hebben van gedetineerden de verwachting dat ze wat doen. Niet dat ze muurvast in een systeem zitten, maar vanuit een boeddhistische filosofie bekeken moet er wel een juiste inspanning zijn. Niet eventjes achterover zitten knorren met koffie en koek. En zo gaat het ook niet. Gedetineerden spreken elkaar ook op die houding aan.
Een anekdote. In de gevangenis zijn meditatiegroepen met allemaal van die stuiterballen, jonge jochies nog. Die meditatieruimte leek wel een kippenhok. Toch zei de geestelijk verzorger aan het eind van de sessie: Goed gezeten mannen. Dat duurde tot drie keer, toen waren ze stil. Wat je dan ziet is de magie van de uitwerking van meditatie. Na afloop is er altijd koffie en koek. Meestal was dat graaien en de inhoud in de broekzak stoppen. Maar ineens gingen de gedetineerden elkaar een koekje presenteren en drong het besef op dat er ook anderen zijn. Veranderde hun omgevingsbewustzijn. De verwachting en de hoop is dat ze zo ook buiten zullen gaan functioneren. Dat ze oog voor de belangen van anderen hebben. Maar dat wordt nog een hele klus. Want buiten is ‘die boeddhist’ er niet.
We willen nu naar de volgende stap. De contacten tussen geestelijk verzorger en ex-gedetineerde in de vrije omgeving. Het zijn niet de gemakkelijkste dingen om te doen, dat moet goed gemonitord worden. Natuurlijk kunnen we niet alle ex-gedetineerden op onze rug mee torsen, voor een bepaalde termijn gaan we het met een aantal proberen. Die nazorg van een paar maanden bieden we ook niet structureel aan, het komt voort uit het contact dat er was in de gevangenis. Sommige gedetineerden hebben een zwak sociaal netwerk en zijn, buiten hun zogenaamde criminele vriendjes, alleen op de wereld- hebben niemand om tegen te praten. Toch hebben ze behoefte aan een uitlaatklep, even praten met iemand die niet gelijk met het vingertje wijst of een checklist afwerkt. Het wordt geen boeddhistische reclassering, die ontmoetingen vinden plaats op het niveau van intermenselijk contact. De vrijwilligers die daar aan mee doen zijn nu in opleiding, ze worden getraind in wat wel en niet mag en de veiligheidsrisico’s waar ze mee te maken krijgen. Ze leren ook welke grenzen er zijn in die relatie.
De sangha’s kunnen een grote rol spelen in zo’n nazorgprogramma. Er zijn al doorverwijzingen geweest naar een sangha, maar zoiets kun je naar beide kanten toe niet afdwingen. Voor een gedetineerde is het een hele drempel om zo’n boeddhistisch centrum binnen te komen. Dat is toch een heel andere ambiance. Stigmatisering ligt op de loer, zoiets moet je goed begeleiden. Het klinkt heel raar maar voor een gedetineerde is de gevangenis een veilige omgeving, waar hij in zijn eigen biotoop zaken kan regelen. Om een overlap van binnen naar buiten te krijgen gaan we in de inrichtingen ook met vrijwilligers aan de slag. Dat vraagt commitment, vrijwilligerswerk is niet vrijblijvend.
Een hele klus nog.
Jazeker, ook om te zien of dit project door lokale sangha’s ondersteund wordt. Dat is wel een punt. Er zijn zaken zoals geheimhouding, dat wat je bespreekt of te horen krijgt, niet op straat komt te liggen. Die begeleiders moeten sociale vaardigheden hebben en ook nog een beetje boeddhist zijn. Daarnaast zijn er nog meer stappen te nemen. De protestanten hebben een opvanghuis voor ex-gedetineerden, dat zou voor ons ook nog een ideaal kunnen zijn. Een tussenfase – gevangenis, opvanghuis, de wereld in. Sommige gedetineerden zijn zo onhandig zijn dat ze buiten weer in dezelfde fuik lopen. Bij sommige is hun leven zo complex, daar word je triest en verdrietig van. Ze zijn zo heel anders opgegroeid dan de gemiddelde Nederlander. Ik kan me voorstellen dat ze alleen om die reden al in de gevangenis zitten. Het gaat om een vrij grote groep mensen die geen beroepscriminelen zijn. Dat is een drama van de eerste orde. Voor beroepscriminelen is het gewoon een bedrijfsrisico. Voor ex-gedetineerden is het een zeer moeilijke tijd. De samenleving wordt minder tolerant, dat werkt niet in het voordeel van de re-integratie van deze mensen. Daarom is het idee van een exodushuis lang zo gek nog niet, als brug tussen de inrichting en de samenleving.
Zo’n opvanghuis runnen, dat vraagt nogal wat aan menskracht en financiering.
Je moet idealen hebben, dat is een stip aan de horizon. We praten regelmatig met gedetineerden- de middellang gestraften, die geen idee hebben waar ze na het uitzitten van hun straf heen moeten. Die hebben niks, nada, dat. Als we ze een tijdelijk onderkomen aan kunnen bieden, voor een bepaalde periode, hoeven ze niet gelijk de straat op. En zijn er een paar mensen in de buurt die een oogje in het zeil houden. Er ligt nog zoveel op de plank…We zijn klein dus je moet ook niet te veel hooi op je vork willen nemen, want dan struikel je.
Er zijn duizenden ex-gedetineerden, hoe selecteer je? Gaat het om de hopelozen?
Ja, maar ook om mensen die besef hebben: ik wil dit niet meer. Maar nog niet de eigenheid hebben om te zeggen: ik hoef het niet meer en ik doe het nooit meer. Zoiets is heel broos, hetzelfde als dat iemand die al dertig jaar kettingroker is zegt: ik stop met roken. Dat gaat ook niet van de ene dag op de andere. Het zijn verslavingspatronen waar je in zit en een zetje in de rug is dan nooit weg.
Er zijn nu zes boeddhistische geestelijke verzorgers, is er werk voor meer mensen?
Voor de kleine denominaties in de gevangenis, de hindoes, boeddhisten, en de Joden, de drie kleintjes, wordt de formatie bevroren tot 1 januari 2018. In 2017 wordt er onder gedetineerden een meting gedaan in het gevangeniswezen, want dan zijn al de voorgenomen wijzigingen doorgevoerd. Op basis van die behoeftepeiling wordt in 2018 de formatie ingevuld.
Peilingen zijn, zeker in het boeddhistische wereldje, altijd zeer omstreden.
Dat klopt, we kijken of het op een andere manier kan. Hoe, dat weet ik nog niet. Voor ons verandert er ook het een en ander. Er zijn straks minder gevangenissen, het personeel wordt efficiënter ingezet, waardoor er meer contact is met de gedetineerden, dat zijn zaken die straks gaan meespelen. Wat het gaat worden weet ik niet, dat is momenteel koffiedik kijken. Een keer in de vijf jaar is er een aanpassing in het aantal geestelijk verzorgers. Je hebt vaak een beetje te veel, te weinig, het gaat zo heen en weer. Het is altijd schipperen in de detentiecentra. Soms heb je een heleboel aanvragen, en dan heb je bijna niks. Het fluctueert heel erg. De vraag is altijd in beweging, het is nooit stabiel. Maar door het jaar heen is er altijd voldoende werk.
De meeste gedetineerden zitten een redelijk korte straf uit. Het lijkt me moeilijk om in korte tijd een relatie met een gedetineerde op te bouwen.
Je kunt een zaadje planten. Als iemand drie maanden zit en je ziet hem elke twee weken en hij mediteert bij jou in de meditatiegroep, dan bestaat wel de kans dat er iets gebeurt.
Ik denk dat ook de intensiteit van het contact belangrijk is, en de setting waarin die plaatsvindt. Is het geen idee om een boeddhistische gevangenis te beginnen?
Daar brainstormen we wel eens over op een achternamiddag. Een paar jaar geleden had een gevangenisdirecteur ook al zo een idee. Hij had de film over de Dharma Brothers gezien. Hij bood ons een leeg gebouw aan op zijn terrein. Is het niks voor jullie? En ik: over een paar jaar misschien. Er spelen wat ideeën, maar de uitvoering is lastig, want dan moet je differentiëren op geloofsovertuiging.
Die setting proberen we op een andere wijze te bereiken door de geestelijk verzorgers zoveel mogelijk op hun hoofdstandplaats te houden en ons aanbod in een regio te concentreren. Dat levert tijdwinst op die ze kunnen besteden aan gedetineerden. We zeggen tegen gedetineerden: als je daar blijft zitten zie je ons elke maand, maar na overplaatsing elke week. Maar niet iedereen kan overgeplaatst worden, dat hangt van de situatie af.
Ik zou zo’n boeddhistische gevangenis wel spannend vinden. Je zou er een gevangenisklooster van kunnen maken, met monniken en nonnen die kunnen zorgen voor een diepgaande boeddhistische beleving. Maar ook zonder een boeddhistische gevangenis zijn er al binnen de bestaande situatie bewegingen gaande. Wij bieden het gevangenispersoneel desgevraagd meditatiecursussen aan. Ze vinden dat wat er met gedetineerden gebeurt wel boeiend, ze zien dat het effect heeft.
Tralies, dichte deuren, mensen die op de vuilnishoop terecht komen, dagelijks je werk moeten doen in zo’n sfeer. Word er door jullie ook nog gelachen?
Oh ja, heel erg. Ik vind echt dat ik een goudvink ben met deze zes mensen. We hebben een goed contact met elkaar en houden elkaar op een positieve manier ook in de gaten, of we het nog wel trekken. Als je denkt dat iemand te hard gaat plus je even terug. Ik ken ook de thuissituatie van de zes. Het is toch een pittige baan, je moet er altijd gewoon zijn. Dan is het fijn als er een vangnet is..
Waarom kies je in hemelsnaam voor zo’n baan?
Daar zeg je wat. We hadden laatst in de Radboud Universiteit, in een zaal vol met hulpverleners, een presentatie over ons werk in het gevangeniswezen. Twee boeddhistische geestelijk verzorgers spraken over de context waarin zij moeten werken. Die hulpverleners zeiden in koor’: “hoe kan je daar werken?’. En die twee zaten erbij alsof het het mooiste beroep van de wereld is. Ik heb het idee dat je voor dat werk geboren moet zijn, een beetje wel. Ik zie dat zij er alle zes bewust voor gekozen hebben. En dat werk ook aankunnen.
Dat bleek het afgelopen jaar ook tijdens de tweedaagse retraites op verschillende plaatsen in het land, waarbij ook de leraren van de geestelijk verzorgers aanwezig waren. Ze beantwoordden vragen die de leraren hadden over hun werk. De dingen die ze in de praktijk tegenkomen. Maar de belangrijkste vraag die aan de orde kwam is: wat zijn de sleutelbegrippen in het boeddhisme, de specifieke kenmerken, die belangrijk zijn voor dat gevangeniswerk. Het waren zeer boeiende ontmoetingen, de geestelijk verzorgers maakten via de leraren ook kennis met elkaars traditie.
Het is niet vrijblijvend wat er allemaal gebeurt. Je doet dit werk niet met twee vingers in je neus. We praten over boeddhistische geestelijke verzorging alsof het een instituut is, maar het gaat natuurlijk primair om het contact tussen twee mensen.
Absoluut. Het klinkt misschien heel raar maar gedetineerden vormen een kwetsbare groep. Dus het is heel goed geweest om als bgv’ers die tweedaagse retraites te doen en even ondergedompeld en gevoed te worden in de waarden van het boeddhisme. Via inspirerende leraren rechtstreeks uit die tradities. Als je praat over het bodhisattva ideaal, het uitkijken naar de ander en afdalen in de hel, nou, dat kom je in de gevangenissen op een keiharde manier tegen. De praktijk is uiteindelijk dat ze elkaar koekjes presenteren.
Wat zo mooi is dat die gedetineerden ons werk waarderen en dat ze op hun manier ook voor ons willen zorgen. Die bgv’er is toch heel kostbaar geworden. Ze houden elkaar ook in de gaten, dat er niks misgaat, dat er niet gesjoemeld wordt. Want ze zijn als de dood dat wij uit hun leven zullen verdwijnen. Het is mooi om te zien, die klik in het bewustzijn van de gedetineerde. Dat is ook wat inspireert. Die bewegingen die gaande zijn, dat zorgen voor elkaar. Dat inspireert ons om door te gaan, elke dag weer.
Henk Molenaar zegt
Dit is denk ik een van de weinige voorbeelden van geëngageerd boeddhisme in de samenleving. Wat fijn dat het boeddhisme zo mooi een ander perspectief kan bieden. Ik hoop van harte dat de Sangha’s hun verantwoordelijkheid hier ook in gaan nemen en dat dit verhaal van Varamitra een groot succes mag worden!
Jan Veenendaal zegt
Wanneer ik kan helpen, laat het weten!