De gekleurde bastaard is een biografie, maar meer dan dat. Met het levensverhaal van Tirza Drisi loopt een geschiedkundige vertelling mee. Over Suriname en deels over Nederland, over koloniale verhoudingen en over het alledaags racisme waarmee (nog steeds) een deel van de witte Nederlandse bevolking behept is.
De gekleurde bastaard neemt je mee naar het Suriname vanaf 1917. Het verhaal leest fijn en je wordt verrast door verhaaltjes over de Marrons, over bovennatuurlijke zaken en over Suriname in en kort na de Tweede Wereldoorlog. In dit geschiedenisdeel van haar geboorteland ontmoeten we de moeder van Tirza, een toonbeeld van vrouwelijk zelfbewustzijn, vrouwelijke kracht en volharding: Fransje.
In januari 1938 wordt Fransje meerderjarig en verlaat ze het weeshuis waarin ze is opgegroeid. Zij wordt in de tweede wereldoorlog vrijwilligster bij het vrouwelijke hulpkorps in Suriname. Ze krijgt schietles en haalt haar rijbewijs. Ze krijgt een relatie met een militair. Als ze zwanger wordt blijkt hij getrouwd. Ze weet zich te ontworstelen aan de dominante mannencultuur in het Suriname van die tijd en zij kiest ervoor om geen buitenvrouw te zijn, het equivalent van maîtresse. Uit deze affaire wordt Tirza geboren. Voor mij past de ziel van haar moeder, Fransje bij de vrouwenlijn die Tirza beschrijft in het boek Voorouderpijn op plantage Goudmijn (verschenen in 2024). Deze roman speelt zich af in de negentiende eeuw in de toenmalige Nederlandse kolonie Suriname. Het vertelt de familiegeschiedenis van de schrijfster, een verhaal over haar voorouders tot zo’n vier generaties terug. Deze voorouders leefden als slaven op de toenmalige plantage Goudmijn. Voorouderpijn op plantage Goudmijn laat zien dat vrouwen een belangrijke eigen kracht hebben om te overleven in om het even welke omstandigheden dan ook. Het karakter van Fransje (en ook dat van Tirza) volgt in mijn beleving die voorouderlijke vrouwenlijn, een doorgaande lijn van vrouwelijke kracht en wijsheid waarin een onafhankelijke en zelfstandige ziel huist.
Tirza’s moeder Fransje verhuist in 1956 naar Nederland en als driejarig meisje groeit Tirza, samen met haar zusje op in Den Haag, aanvankelijk in een instelling van jeugdzorg, Huize Groenestein. Tot moeder Fransje in 1961, na afronding van de (interne) opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige, een eigen huis betrekt in de Haagse wijk Spoorwijk. Dit verhaaldeel volgt het opgroeien van Tirza van meisje naar jonge vrouw. Moeder Fransje voedt haar liefdevol en in zekere zin streng op. Zo moet ze onder meer correct Nederlands spreken. Tirza schrijft daarover: De nonnen van het weeshuis in Paramaribo, waar mamma opgroeit, delen tikken uit wanneer kinderen onderling Sranantongo proberen te spreken. (…) het zal wel komen doordat de overheerser vindt dat je zijn taal moet spreken. Behalve dat komt Tirza erachter dat de cultuur van de veroveraar superieur is (daar kom ik achter in mijn tienerjaren, tijdens de geschiedenislessen).
Haar jeugd ontwikkelt zich voor een groot deel afwisselend en vrolijk in de jaren zestig met feestjes en verkeringen. Op haar negentiende haalt ze het HBS-diploma en gaat ze studeren in Amsterdam. Ze krijgt een relatie met John met wie ze gaat samenwonen. Ze wordt zwanger en ze trouwen. Zij en hij krijgen te maken met alledaagse diep verankerde en vaak onverholen racistische vooroordelen en bejegeningen. Zo vertelt ze over een schoolvriendinnetje dat haar de lippenstift niet wilde laten gebruiken (Je hebt te dikke lippen, zoeloelippen) en worden haar man en zij staande gehouden omdat een Surinamer in een witte Mercedes niet kan kloppen. Een ronduit onbeschofte en onbehouwen reactie krijgt Tirza van enkele stratenmakers als ze hen met haar eerste kindje in de buggy passeert (Gooi dat donkere kind tegen de muur, roept de ene. Dan krijg je van mij wel een lichtere, roept de ander). En als ze vele jaren later, het is 1992, na de uitvaart van haar moeder met haar jongste dochter op maandag terugreist met de trein zitten twee oudere dames tegenover haar en ze hoort ze zeggen die allochtonen houden hun kinderen zo makkelijk weg van school.
Toch wordt Tirza’s verhaal nergens een slachtofferverhaal, ze vertelt ervaringen, vaak vanuit een waarnemerspositie. Het leven van Tirza Drisi is door veel factoren gekleurd. Ik doel op directe en indirecte invloeden van de koloniale geschiedenis van haar geboorteland, Suriname. Maar ook op het moeten opboksen tegen beperkende patriarchale ideeën over vrouwen. En op het opgroeien in twee landen en dus twee culturen die haar levenslijnen beïnvloeden.
John en zij besluiten drie jaar na de onafhankelijkheid zich in Suriname te vestigen. Van 1978 tot 1989 woont en leeft Tirza in Suriname. Ze werkt als moeder van drie kinderen in een zelfstandige baan buitenshuis. In deze elf jaar maakt ze schokkende gebeurtenissen mee zoals de staatsgreep van Bouterse, de decembermoorden, tegencoups, standrechtelijke executies en het bloedvergieten in een Marron gemeenschap. Ze laat haar stem tegen de dictatuur horen, hetgeen leidt tot ontslag bij een overheidsinstelling. In 1989 verhuist ze naar Nederland. De gekleurde bastaard is een vlot geschreven, rijk en verrijkend verhaal waarin de volwassenwording van een vrouwenziel wordt beschreven, evenals de weg naar haar zelfstandigheid en die van haar geboorteland Suriname. In beide gevallen zijn het wegen van struikelen, vallen en opstaan en het zoeken van richting en bestemming.
Voor Tirza zijn er enkele belangrijke bewustzijnsmomenten. Zoals wanneer haar juffrouw in de tweede klas van de lagere school haar haar eigen naam teruggeeft. Treesje, je heet toch eigenlijk Tirza (…) ze zegt dat ze me voortaan Tirza noemt. Ze voelt zich bevrijd om de naam die de nonnen haar gaven weg te kunnen strepen en zich weer bij haar ‘oervoornaam’ Tirza te kunnen laten noemen. Het boek eindigt als ze in 1999 scheidt en weer haar voorouderlijke moedernaam aanneemt Drisi. Als Tirza Drisi maakt ze carrière, haalt haar PABO-diploma en ze werkt tot aan haar pensioen als lerares in het basisonderwijs.
De gekleurde bastaard is een rijk geschakeerd boek, net zo rijk geschakeerd als het leven van de schrijfster zelf. Een rijke schakering als de groente en fruit in een Surinaamse tuin. Je zou in een recensie alles uit het boek willen plukken, alle vruchten stuk voor stuk willen voorschotelen aan de lezers. Maar dat zou te veel worden.
ISBN: 9789083233703