Vier meevallers en vier tegenvallers.
1
Meester: Wat is zen?
Leerling: Niets meer te doen!
Meester: Of te laten.
2
Meester: Wat is zen?
Leerling: Niets meer te vragen!
Meester: Of te zeggen.
3
Meester: Wat is zen?
Leerling: Niets meer te verliezen!
Meester: Of te winnen.
4
Meester: Wat is zen?
Leerling: Absolute zekerheid!
Meester: Over absoluut niets.