Eén miljoen jonge Japanners leeft in een volledig isolement door de eenzaamheidsstoornis hikikomori. Dat betekent letterlijk; opgesloten in het eigen huis. De lijders zijn onmachtig deel te nemen aan sociale activiteiten. Ze gaan vaak alleen ’s nachts het huis uit om in een avondwinkel eten te kopen. Falen op school of pesterijen door medeleerlingen of leraren zijn vaak de oorzaak. Anderen zien hikikomori als een ultieme poging om te ontsnappen aan het verstikkende conformisme in Japan.
Naar schatting één op de vijftig Japanse gezinnen krijgt met hikikomori te maken. De stoornis wordt gezien als symptomatisch voor een cultuur waar het uitdrukken van individuele gedachten en gevoelens niet wordt toegestaan. De groepsdruk is immens. Het zelfmoordcijfer in Japan was dan ook het hoogst van alle geïndustrialiseerde landen, nog afgezien van de doden door karoshi – sterfte door extreem overwerken.
Ik weet een beetje af van deze materie omdat mijn Japanse ex-vrouw een broer had die leed aan deze stoornis. Ik ontmoette Juusuke voor het eerst toen hij al lang leefde in een klein, geelgerookt kamertje in Kyoto. Juusuke faalde op de middelbare school. Omdat hij zijn familie aldus gezichtsverlies bezorgde, isoleerde hij zich radicaal, geheel in lijn met de Japanse schaamtecultuur. Maar er bleek nog een andere, religieus gevoede uitleg te spelen, die ik later zal uitleggen.
Toen ik Juusuke ontmoette was hij 31, maar ik leek te kijken naar een gestolde puber van 17. Iemand die ook lichamelijk in zijn ontwikkeling was blijven steken. Hij zei vrijwel niets, en vermeed oogcontact. Eerlijk gezegd meende ik te staren naar een levende dode, voor wie alleen een zelfgekozen dood een logische uitweg leek uit zijn ellende.
De vader van Juusuke, mijn toenmalige schoonvader, vond helemaal niet dat zijn zoon leed aan een stoornis. Volgens mijn ex-vrouw kende hij het begrip hikikomori niet eens. Mijn schoonpa, een diep religieuze gepensioneerde bankier, had een heel andere verklaring voor het noodlot van zijn zoon.
Volgens hem maakte Juusuke’s grootmoeder ooit de dodelijke fout een bloeiende kersenboom om te zagen. Kersenbloesem is een nationaal symbool in Japan. En de geest van de boom, de kami, zou daardoor dermate boos zijn geworden, dat Juusuke het doelwit werd van wraak. Aldus de uitleg van mijn gewezen schoonvader.
Dat lijkt in Nederlandse ogen een absurde redenering. Maar veel Japanners, ook mijn ex-vrouw, vinden zo’n interpretatie heel plausibel. Conform het animistische shintogeloof menen ze dat alles bezield is; een boom, een mens, ja zelfs een rijstkorrel. Daarbij rustte in Japan een enorm taboe op psychiatrische stoornissen.
Naar de psychiater stappen werd gezien als een teken van falen. Dat deden alleen losers zonder discipline. En met dat soort afwijkende types hebben ze weinig consideratie in Japan. ‘De spijker die uit het hout steekt, wordt eraf geslagen’, luidt een bekend Japans spreekwoord.
Uit fascinatie verdiepte ik me in het onderwerp. In 2007 interviewde ik voor Trouw Nederlands enige shinto-meester, Paul de Leeuw, op zoek naar opheldering. Tot mijn verbijstering begreep hij de benadering van mijn toenmalige schoonvader maar al te goed. Hij zei; “De geest van de omgezaagde kersenboom kan ernstig verstoord zijn geraakt, uit zijn op wraak met Juusuke als doelwit. Ik sluit niet uit dat het mogelijk is.”
Mijn ex-vrouw vond overigens dat haar broer wel degelijk psychiatrische hulp nodig had, wat haar op een daverende aanvaring met haar vader kwam te staan. Die hield voet bij stuk. Dagelijks bleef hij fanatiek bidden voor het herstel van zijn zoon. Ik was daar diverse keren getuige van. Ik zag het tafereel aan met een combinatie van verbazing en begrip, wetende dat ik me niet te bemoeien had met zijn familieaangelegenheden.
Uiteindelijk kwam het goed met Juusuke, en wel door ingrijpen van zijn moeder. Zij kreeg haar zoon zover om zijn isolement van zeventien jaar op te geven en terug te keren naar het ouderlijk huis. Ze moedigde hem aan de landerijen van de familie te bewerken, en hij gehoorzaamde. Aldus reïntegreerde Juusuke als rijstboer in de Japanse samenleving.
Met mijn ex-vrouw voerde ik lange gesprekken over haar broer. Hij was, zei ze, vroeger een stille, gevoelige jongen, die graag schilderde en veel las. Hij luisterde naar The Smiths en boze punkmuziek.
Langzaam maar zeker kreeg ik meer begrip voor haar ambivalente houding tegenover psychische kwetsbaarheden, zeker toen ik een bipolaire stoornis ontwikkelde. Eén van haar beste jeugdvriendinnen was ook manisch-depressief. Ze huwde een advocaat, in Japan een beroep van hoog aanzien. Maar toen ze steeds meer last kreeg van haar aandoening, werd ze door haar man tot een echtscheiding bewogen.
Dat vond mijn ex-vrouw een heel normale gang van zaken. Het klinkt hard, maar gezien haar Japanse mentaliteit en religieuze gevoelens was het een heel normale reactie. Dat ervoer ik later ook zelf, toen mijn bipolaire stoornis, in combinatie met mijn alcoholverslaving, grosso modo voor haar aanleiding was ons huwelijk te beëindigen.
Zij, een succesvolle carrièrevrouw, kon niet met een gevallen man als ik voor de dag komen. Dus moest ik gaan, om de harmonie in haar leven te herstellen. Die gang van zaken neem ik haar trouwens niet kwalijk. Alleen door bij haar weg te gaan, kon ik werken aan mijn herstel en het bestrijden van mijn alcoholverslaving. Met succes, trouwens.
Hikikomori mag voor ons westerlingen klinken als een exotische aangelegenheid, een neurose typerend voor de extreem prestatiegerichte Japanse samenleving, maar dat is niet zo. In de zes jaar dat ik na mijn scheiding in beschermde woonvormen resideerde, leefde ik in feite ook als een hikikomori. Ik schaamde me tegenover mijn ex-vrouw, zoon en Japanse schoonfamilie. Lang vond ik dat ik gefaald had, dat het allemaal mijn eigen schuld was.
Pas nu ik sinds bijna zes jaar weer zelfstandig woon, en geen psychiaters meer zie, ben ik me gaan realiseren dat ik me helemaal niet hoef te generen. Het besef dat een bipolaire stoornis alleen maar een chronische aandoening is, daalde langzaam bij me in.
Zo ging ik ook kijken naar voorheen mijn alcoholverslaving. Volgens deskundigen een chronische ziekte, net zoiets als diabetes, maar dan mentaal. Ik verloste me als het ware langzaam maar zeker van de Japanse perceptie van mijn noodlot. En net als mijn voormalige schoonbroer Juusuke, reïntegreerde ik in de wereld van de levenden, namelijk door mijn oude stiel van schrijven en fotograferen weer op te pakken. Ik denk dat ik zo mijn leven redde, zoals ook Juusuke aan een mogelijke dood ontsnapte door rijstboer te worden.
De afgelopen jaren, sinds mijn landing in het gekkenstadje Venray, ontmoette ik vele hikikomori’s. GGZ-klanten die meestal ongewild in een bijna volstrekt isolement leven. Met sommigen sloot ik vriendschap. Ik ben vaak de enige die met regelmaat bij ze de vloer komt, afgezien van hun contacten met de psychiater, of gesprekjes met een hulpverlener van bemoeizorg.
Ik leerde dat er eigenlijk helemaal niet zoveel verschil bestaat tussen Japanse hikikomorigevallen en Nederlandse GGZ-patiënten. Ze voldoen allemaal niet aan de gangbare maatschappelijke norm, krijgen een gekkenbriefje op hun voorhoofd geplakt en worden niet zelden levenslang opgeborgen in een psychiatrisch ziekenhuis of een beschermde woonvorm. Ook in Nederland plegen veel psychisch kwetsbare mensen suïcide. Ook bij ons worden ze het slachtoffer van uitsluiting, stigmatisering en isolement.
Hikikomori is dus geen exclusief Japans syndroom. Hikikomori is overal.
Mho zegt
Schitterend blog. Ik lees het graag. Mvg, Marcel.