De Nederlandse regering moet de export van onderdelen van F-35-gevechtsvliegtuigen naar Israël binnen zeven dagen stoppen. Dat bepaalt het Gerechtshof Den Haag. De uitspraak is conform de eis van Oxfam Novib, PAX en The Rights Forum.
‘Een fantastische overwinning, het recht zegeviert.’ Zo omschrijft directeur Gerard Jonkman van The Rights Forum de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Dat bepaalde maandag in hoger beroep dat Nederland de uitvoer van onderdelen voor F-35-gevechtsvliegtuigen naar Israël binnen zeven dagen moet staken, zoals door Oxfam Novib, PAX en The Rights Forum geëist. De rechter stelde de organisaties op alle punten in het gelijk.
Schending humanitair oorlogsrecht
Nederland levert vanuit het Europese F-35-distributiecentrum in Woensdrecht onderdelen van F-35’s aan een aantal landen, waaronder Israël. In 2016 verleende de Staat voor die export een algemene vergunning.
De drie organisaties betogen dat Israël door de inzet van de F-35’s bij zijn op 7 oktober 2023 ingezette offensief in de Gazastrook het humanitair oorlogsrecht schendt. Op grond daarvan eisten zij afgelopen november in kort geding dat de uitvoer van de onderdelen naar Israël zou worden gestaakt. De vergunning zou moeten worden ingetrokken.
Minister Liesje Schreinemacher voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (VVD) had juist geoordeeld dat de vergunning kon worden gehandhaafd, ondanks waarschuwingen van juristen op haar ministerie dat met de F-35’s inderdaad ‘mogelijk ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht worden begaan’. In haar oordeel liet de minister zwaar meewegen dat intrekking van de vergunning schadelijk zou zijn voor de relatie met Israël en de VS, alsmede voor de Nederlandse economie.
Op 15 december wees de rechter de eis van de organisaties af. Volgens de uitspraak was het besluit van Schreinemacher ‘in sterke mate van politieke en (andere) beleidsmatige aard en moet de rechter de minister daarin een ruime mate van vrijheid laten’. De organisaties kondigden aan in hoger beroep te gaan. Dat diende op 22 januari. Deze maandag volgde de uitspraak.
Het hof stelt vast ‘dat er een duidelijk risico bestaat dat met de F-35-gevechtsvliegtuigen van Israël ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht worden gepleegd in de Gazastrook’.
‘Overwinning voor internationale rechtsorde’
In de uitspraak veegt het Gerechtshof de argumentatie van de lagere rechter van tafel. Volgens het hof staat vast dat Israël bij zijn aanvallen met F-35’s op doelen in de Gazastrook onvoldoende rekening houdt met de gevolgen voor de burgerbevolking. Bij de aanvallen ‘zijn disproportioneel veel burgerslachtoffers gevallen, waaronder duizenden kinderen’.
Het hof stelt vast ‘dat er een duidelijk risico bestaat dat met de F-35-gevechtsvliegtuigen van Israël ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht worden gepleegd in de Gazastrook’. En wanneer een dergelijk risico bestaat dient Nederland op grond van internationale verdragen, waaronder het Wapenhandelsverdrag, de uitvoer van militaire goederen te verbieden, luidt het oordeel van het hof:
Dat betekent dat vanuit Nederland geen uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël mag plaatsvinden. De Minister is bij haar besluit om niet in de uitvoervergunning in te grijpen ten onrechte deze internationale verplichtingen niet nagekomen. Het hof beveelt de Staat dan ook binnen zeven dagen een eind te maken aan de verdere uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël.
Directeur Jonkman van The Rights Forum noemt de uitspraak ‘vernietigend voor de Staat’ en ‘een overwinning voor de internationale rechtsorde’. De betekenis van de uitspraak is groot: mensenrechten en de internationale rechtsorde mogen niet ondergeschikt worden gemaakt aan de relatie met Israël en de VS en aan economische belangen.