Waarom mededogen geen naam mag hebben; reconstructie van een deconstructie.
Beste Hans,
Jij hebt het regelmatig over niet-weten als een radicale deconstructie van alle woorden en beweringen. Hoe zit dat met compassie? Is niet-weten volgens jou een vorm van mededogen of juist een radicale deconstructie ervan?
Beste Dick,
Sinds ik uit het weten ben gevallen kan ik niet meer heilig in woorden geloven. Woorden zijn geen heiligen meer voor mij. Alle heilige woorden zijn gevallen. Alle heiligen zijn gevallen woorden. Heilig is alleen nog maar een woord.
Vroeger dacht ik dat woorden namen waren. Etiketten van bestaande zaken. Ziehier de leerling, daar de meester. Deze mens is een boer, die daar een hoer. Wij zijn normaal, zij zijn gek. Benoemen was weten.
Maar woorden zijn geen labels, woorden zijn karikaturen. Ze benoemen niet, ze benemen. Ze beschrijven niet, ze schrijven voor. Ze bekrachtigen niet, ze verkrachten. Je kan er niet mee toveren, ze betoveren jou. Deze woorden ook. De woorden compassie en mededogen ook.
Dick: Mededogen is een van de brahmavihara’s, de verheven toestanden van de geest. De andere drie zijn liefdevolle vriendelijkheid, medevreugde en gelijkmoedigheid.
Hans: Meer karikaturen. Niemand is alleen maar vriendelijk of alleen maar liefdevol. Niemand is alleen maar onvriendelijk of alleen maar hatelijk.
Dick: Hoe zijn mensen dan wel?
Hans: Kijk naar jezelf. Kijk naar mij. Kijk naar dieren. Bij gebrek aan wezenlijkheid zijn wezens nu eens zus, dan weer zo. Nu eens zus én zo, dan weer zus noch zo. Je kan er geen peil op trekken, en ook daar kan je geen peil op trekken.
Dick: Jij ziet niets in de brahmavihara’s.
Hans: Hoe zouden statische en eenzijdige begrippen als vriendelijkheid, mededogen, medevreugde en gelijkmoedigheid, of hun zogenaamde tegendelen, onvriendelijkheid, meedogenloosheid, na-ijver en rusteloosheid, ooit de dynamiek van een levend wezen in een levende omgeving in kaart kunnen brengen? Zolang je denkt dat de wereld zich aan jouw woorden houdt zal je voor verrassingen komen te staan.
Dick: En anders?
Hans: Anders ook, maar dan is dat geen verrassing meer.
Dick: Want woorden zijn karikaturen.
Hans: Dat is een karikatuur van woorden. Als je denkt dat de wereld zich eraan houdt zal je voor verrassingen komen te staan.
Dick: Wat is mededogen voor jou?
Hans: Geen verheven toestand van de geest.
Dick: Wat dan wel?
Hans: Niet verheffen? Niet vereenvoudigen? Niet vastleggen? Niet opleggen? Geen toestanden of zaken zien waar gebeurtenissen of processen zijn? De veranderlijkheid van het leven onder ogen zien, de onnavolgbare complexiteit ervan?
Dick: Voor mij is mededogen iets wat je belooft en beoefent.
Hans: Voor mij is mededogen iets wat je overkomt als je het niet meer weet.
Dick: Dan komt het vanzelf?
Hans: Ongezocht en ongedwongen.
Dick: Je weet het niet meer, dus je oordeelt niet meer?
Hans: Dat had je gedroomd. Ik oordeel nog steeds. Maar ik wantrouw mijn woorden als nooit tevoren, ik kan ze bijna niet meer horen. Dus blijf ik doorgaans zacht. Zacht door overmacht.
Ook dit zijn weer woorden, trap er niet. Ze beperken je denkruimte, die de voorwaarde van mededogen is. Ook dit is zo’n zin, trap er niet in.
Dick: Goedendag.
Hans: Een goedendag is een stok met een stalen punt om mee te slaan en te steken, wel of niet uit mededogen. Het begin of het einde van een goede dag.
Dick: Misschien heb ik door de formulering van mijn vraag meer voorkennis gesuggereerd dan ik in huis heb.
Hans: Hoe minder voorkennis hoe beter. Mededogen ontstaat spontaan als al je zogenaamde voorkennis is doorzien, deze ook. Alleen mag het dan geen naam meer hebben.
Dick: Mededogen niet?
Hans: Hoe zeg je?
Dick: Wat betekent dat voor de praktijk van alledag?
Hans: Dat er bij gebrek aan theorie geen praktijk van alledag meer is.