Kleine deconstructie van de begrippen ‘big mind’ en ‘small mind’.
Wijsheid
Tim: Wanneer het niet aflatende verstand, uitgeput door de vele vragen, bezwijkt onder het niet-weten, neemt Big Mind het stokje over van small mind. Dan resteert alleen de eerlijkheid van de overgave en de ontmaskerende stilte van de dood. Dat is wijsheid. Nirwana.
Hans: Aha, een man van weinig woorden. En van zware. Uitgeput. Bezwijkt. Eerlijkheid. Overgave. Ontmaskering. Stilte. Dood. Wijsheid. Nirwana. En ook nog de tweegeestenleer, dat meesterwerk van het niet aflatende verstand.
Tim, jongen, als je het gewoon niet meer weet, zou je dan niet liever zeggen dat je het gewoon niet meer weet? Dat lijkt me wel zo eerlijk.
Tim: Ik dacht dat jij je wel in mijn woorden zou herkennen. Is jouw verstand dan niet uitgeput geraakt door de vele vragen?
Hans: Ik weet niet eens of er wel een verstand ten grondslag ligt aan mijn gedachten. Ik weet niet eens of ik wel meer gedachten heb dan deze ene nu.
Mochten beide het geval zijn, dan is mijn verstand beslist niet uitgeput en bezweken maar alive and kicking – meer dan ooit. Het danst onvermoeibaar rond op zijn rode schoentjes, is overal tegelijk en nergens in het bijzonder, bekijkt de zaken van alle kanten, trekt snaaks aan de losse eindjes van de zelfbreiende trui die wijsheid heet.
Het zou ook niet best zijn als mijn veronderstelde verstand uitgeput raakte en bezweek. Wie moet het dan opnemen tegen de diepzinnigheden die me onophoudelijk om de oren vliegen, nu de jouwe weer?
Nee, van overgave is geen sprake. Eerder van lichtvoetige strijdvaardigheid, van strijdbare lichtvaardigheid. Van de bereidheid om alles wat ik denk, lees, hoor, tegen het licht te houden tot het opvlamt, doorbrandt, uitdooft.
Uitdoven is een ander woord voor nirwana. Dat, vergis je niet, zelf ook uitdooft, nog terwijl het opvlamt. Poef! Weg nirwana. Gelukkig maar, anders zat je daar weer in vast.
De dood
Tim: Hoe denk jij over de dood?
Hans: Of de dood inderdaad gepaard gaat met stilte moet nog blijken. Ik kan bijvoorbeeld niet uitsluiten dat de uitwendige stilte al voor de dood begint, wanneer mijn gehoor het begeeft, en de inwendige stilte wanneer mijn spraakcentrum het begeeft.
Ik kan niet uitsluiten dat de stilte pas begint als ik al een poosje dood ben: nadat ik eindelijk tot stof ben wedergekeerd, in de hemel ben opgenomen, in het vage vuur, in de hel. Als ik eindelijk een engel ben geworden, een geest, een ster aan het uitspansel, een komeet die zich met de staart tussen de benen wegspoedt van het hiervoornamaals, de uitdijing achterna.
Ik kan niet uitsluiten dat de stilte nog later begint. In een volgend leven. Tijdens het energetisch nabestaan in de eeuwigheid. Na mijn wederopname in het onveranderlijke albewustzijn dat ik nooit niet ben geweest.
Wat ik ook niet kan uitsluiten is dat het nooit helemaal stil wordt, of helemaal nooit, dat weet je pas achteraf, maar eeuwigheid kent geen tijd, dus ook geen achteraf.
Of de eventuele stilte van de eventuele dood inderdaad iets of iemand ontmaskert, of dat de stilte zelf ontmaskerd wordt, of de dood, moeten we afwachten. We zijn nog niet dood, niet stil, niet doodstil. Tenzij dit de dood al is. Wat maken we dan een leven. En wat is dan het leven.
Als de stilte van de dood al komt, zal het niet onder de nabestaanden zijn. Die snotteren en snateren vrolijk verder, leert de ervaring. Maar het is niet ondenkbaar, voor een kleine geest als de mijne, dat small mind dan eindelijk zijn kwek houdt.
Ach, wat zal ik hem missen. Of is hij het zelf die dat nu zegt? Is hij het die mij zal missen in mijn hoedanigheid van alter ego, aangever, advocaat van de duivel, souffleur, toehoorder?
Big Mind heeft sowieso nog nooit iets van zich laten horen, geen kwik en geen kwak, dat zal je met me eens zijn. Tenzij dat nu juist is hoe hij, zij of het van zich laat horen, of ik van mij, maar hoe stel je zoiets vast.
De eerlijkheid van de overgave
Tim: En de eerlijkheid van de overgave?
Hans: De manier waarop je het woord eerlijkheid gebruikt, suggereert dat het veronderstelde verstand of zijn veronderstelde product, de gedachte, oneerlijk, vals of illusoir is.
Is het begrip ‘eerlijkheid’ ook niet zo’n product van het verstand en daarmee zelf oneerlijk, vals of illusoir? En alle andere gedachten die je erop nahoudt?
Tim: Voor jou is niet-weten geen overgave en overgave geen eerlijkheid?
Hans: Voor mij is weten overgave.
Tim: Hè? Waaraan?
Hans: Woorden en waarden. Ideeën en idealen. Goeroes en goden. Methoden en maniertjes.
Tim: Wat betekent niet-weten dan voor jou?
Hans: Het is maar net met wie ik spreek.
Tim: Nu je met mij spreekt.
Hans: Dat ik geen onderscheid weet te maken tussen small mind en big mind. Niet tussen verstand en gedachte. Niet tussen strijd en overgave. Niet tussen masker en gezicht. Niet tussen levend en dood. Niet tussen eerlijk en oneerlijk. Niet tussen samsara en nirwana. Niet tussen weten en niet-weten. Niet echt.
Geen onderscheid weten te maken is een onvermogen, geen overgave. Er is geen eer aan te behalen. En het enige verband met eerlijkheid is dat ik het eerlijk toegeef.
Nog een onvermogen: ik kan maar niet ophouden over mijn onvermogen. Dwaasheid, zou je denken, maar niets wekt zoveel misverstand als stilte – en niets is zo doods.