Over de dwaasheid wijzer te willen worden.
(Laatste van een reeks van 15 artikelen over de kosmische grap.)
Aan het begin van deze reeks over de kosmische grap stelde ik vijf vragen:
Is alles echt een illusie of is dat ook maar een illusie of is de illusie op zijn eigen manier echt?
Speelt Bewustzijn echt een spelletje met ons of spelen wij een onecht spelletje met Bewustzijn? Wie houdt hier wie voor het lapje?
Is er wel zoiets als Bewustzijn of is dat maar een idee in je bewustzijn?
Is er wel zoiets als je bewustzijn of is dat maar een wijze van spreken?
Ben je wat je zoekt, ben je wat je denkt, denk je dat je zoekt, zoek je wat je denkt, denk je dat je bent, doe je maar alsof of wat?
Ik stelde deze vragen niet om tot definitieve antwoorden te komen, maar om van definitieve antwoorden af te komen. Het niet-weten beweegt zich nou eenmaal van het antwoord naar de vraag, van de vraag naar de vragen over de vragen, over de woorden waarin ze gesteld zijn en over de aannames waarop ze gestoeld zijn.
Vragenderwijs wordt je kennis almaar ijler en uiteindelijk beland je in de leegte die niet-weten heet. Daar zijn geen antwoorden en geen vragen meer, geen zekerheden en geen twijfels, geen goeroes en geen volgelingen. Daar is geen hemel, geen hel en geen aarde, geen dualiteit en geen non-dualiteit. Daar is niemand die weet, niemand die beter weet en niemand die niet weet. Daar is niemand wel of niet.
In de ruimte van niet-weten is alleen maar ruimte, anders niet.
Grappig hè?