Eén van de lastiger concepten uit de dharma is anatman: ‘er bestaat geen (permanent) zelf’. Hoe lastig het uit te leggen is zag je al in een eerder BD-praatje, waar één van mijn voorbeelden, namelijk de rebelse monnik Kashyapji een correcte uitleg maakte door eerst het Hindoe-concept atman (permanent zelf) te analyseren. Hetgeen hem niet alleen vrienden opleverde.
Context
Nu ga ik niet die hele historische analyse hier plegen, maar ik zal wél een stuk context geven. Ten eerste is anatman onderdeel van de drie ‘lakshanas’ oftewel de inherente beperkingen van leven onder de invloed van samsara. Ik formuleer dit expres zo omdat je na meer gevorderde studie meer en meer ontdekt dat ‘leven richting nirvana’, of ‘conform de dharma en daarbij meer en meer één wordend met leegte’, niet betekent dat je het materiële bestaan vaarwel zegt of ontkent dat het bestaat. Je probeert alleen net als de Boeddha zelf als een lotusbloem te zijn die met zijn wortels in de modder staat doch welriekende bloemen produceert die ervoor zorgen dat je op een heel andere manier in het leven gaat staan, welke levensstijl je ook kiest te behouden dan wel nieuw aan te nemen. De andere twee lakshanas zijn:
- Dukkha: ‘lijden’ of beter gezegd ‘al het materiële is uiteindelijk onbevredigend’
- Anitya: vergankelijkheid, niets is permanent
Voor een frisse kijk op dit illustere drietal zie ook https://boeddhistischdagblad.nl/31812-de-drie-kenmerken-van-ons-bestaan/ . Dus we kunnen in ieder geval constateren dat Anatman een vrij gangbaar misverstand-in-jezelf is; de meesten van ons waren immers voordat we op de dharma gestuit zijn redelijk vol van het nastreven van geluk (in de materiële wereld), vastigheid-buiten-onszelf en ook wel gelukzaligheid-voor-alleen-onszelf.
Een tweede stuk historische context is een zeer beknopte duiding van hoe de ‘Brahmanisten’ uit de tijd van Boeddha het atman (zelf) definieerden: in de kern bestaat volgens deze denkwijze een ieder van ons uit een eigen atman (‘ziel’), en de kunst is om dat te zuiveren en te doen verenigen met Brahman oftewel het goddelijke dat de wereld bestuurt en geschapen heeft. Het Atman zou dan persoonlijk, immaterieel, bewust, niet aan wijzigingen onderhevig, gelukzalig en soeverein zijn. Die vereniging bestaat weliswaar uit zelfopoffering en toewijding aan Brahman, maar uiteindelijk is en blijft het jouw eigen atman en dat zal volgens deze denkwijze ook weer de vruchten plukken van de acties in dit leven en gereïncarneerd worden. En zoals je al begreep is het boeddhistische anatman precies gedefinieerd als tegenovergestelde van het toenmalige, door Boeddha verworpen, atman-begrip.
Wat is de verlichte staat dan wél?
De Boeddha baseerde zijn hele leer op het concept van verlichting, en stelde ook duidelijk dat het niet enig permanent zelf (atman) was dat die verlichting bereikte. Het is meer dat jijzelf getransformeerd wordt tot je verlichte en gelukzalige identiteit; in psychologische termen noemen we dat ook wel eens ‘veranderen van individualist in een waarachtig individu’. Ook die verlichte identiteit is zeker geen eenheidsworst, en je behoudt een aantal karaktertrekjes van je oude identiteit. Kijk maar eens hoe Boeddha’s discipelen zoals Saripoetra en Moggalana onderling van elkaar verschilden, of hoe je in de Gosinga soetra kunt zien dat iedere verlichte recht heeft op zijn eigen weergave van de realiteit! Omdat je ‘oude’ ik maar ook de hele samsarische wereld onderhevig zijn aan vergankelijkheid: de vorm, gevoelens, waarneming, bedoelingen en daden van bewustzijn oftewel de vijf skandha’s waaruit ze bestaan zijn stuk voor stuk niet permanent. Zoiets permanent als een atman kán dus gewoon niet volgens deze wet van vergankelijkheid.
Valkuilen
Maar door een atman te ontkennen kun je ook ‘doorschieten’ en alsnog niet je eigen groei helpen maar die blokkeren. Of het tegendeel, met de mond het boeddhisme belijden maar qua gedrag alsnog aan wat tegenstrijdige inzichten vasthouden. Ik zie geregeld drie valkuilen waarin medestudenten vallen rondom dit concept.
1) Eternalisme, in de zin van ‘Ik wil verlichting bereiken toch ook wel een beetje voor mezelf’. Het aloude atman concept dus dat via een achterdeur naar binnen sluipt. Je ziet het o.a. bij sommige volgelingen van het vajrayanaboeddhisme, die de leringen van de lama’s dat er geen persoonlijke verlichting bestaat en het tulku-concept niet voldoende diepgaand doorgronden.
2) Nihilisme in de zin van ‘verlichting betekent uitdoven van mijn eigen oude zelf en een opgaan in de universele bodhicitta waarin wij allen meer en meer gelijk worden’. Het is misschien wel de meeste gevaarlijke valkuil omdat hij makkelijk ontstaat binnen een idealiserende relatie tegenover een dharmaleraar (m/v) dan wel een goede sangha – we kopiëren meer en meer van anderen maar verliezen daarbij niet alleen gaandeweg onze onverlichte identiteit maar elk stukje individualiteit! Zo gedragen we ons dus meer en meer als de onderdanen van de één of andere enge sekte…
3) Nihilisme in de zin van ‘er is geen God en alles is vergankelijk, dus meer dan het vergankelijke materiële is er niet echt. Nirvana is uitdoven van dat materiële, alles is gewoon leegte en zinloos’. Deze laatste valkuil ontstaat relatief makkelijk in het Westen vanuit een vrij negatieve/ontkennende geesteshouding, maar staat mijlenver van de dharma af. Begrijpen van sunyata (leegte) in boeddhistische zin leidt je namelijk juist tot een erkennen hoe vol van positieve energie en potentieel tot wijsheid en compassie het universum is, en tot een jezelf één voelen met het universum en alle wezens daarin. Ook deze valkuil is niet uniek hedendaags. Candrakirti, een Indiaas wijsgeer en volgeling van Nagarjuna, oreerde reeds: “Het is beter om in een vaststaand zelf te geloven zo torenhoog als de berg Meru dan een verkeerd inzicht te hebben in de leegte van het zelf.” Dus volgens hem was valkuil 1) minder blokkerend dan valkuil 3), omdat je met 1) in ieder geval erkent dat er iets Groters is dan alleen maar het materiële.
En het mooie is dat je in deze valkuilen ook weer Boeddha’s middenweg terugziet: hij ervoer, en leerde ons, juist een wijsheid die precies tussen eternalisme en nihilisme in ligt…
Groeipunt
En dat grotere, maar nu i.t.t. bij theïstische denkers niet als iets buiten je essentiële zelf, is dus waar we als dharmastudent naar streven. Het is alsof we vooralsnog als persoonlijkheid ontwikkelen en groeien, totdat we uiteindelijk gaan zien dat we weliswaar een individueel karakter hebben en houden maar tegelijk een onverbrekelijk deel zijn van het universum. Waardoor we dus geen handeling meer kunnen doen waar wijzelf baat bij zouden hebben maar die andere levende wezens en/of de hele natuur op enige wijze schaadt. En om naar dat niveau te groeien moeten we het oude beeld van een onveranderlijk zelf loslaten, dus erkennen dat we uiteindelijk een anatman-identiteit hebben. Bepaald iets om moeite voor te blijven doen!