De laatste weken ontspint zich in de cellen van de Kloosterbunker een merkwaardige conversatie, namelijk over wat er met mijn resten moet gebeuren na mijn dood.
Het mag als bekend worden verondersteld dat ik de eeuwige rechten heb van zes graven in een bos/begraafplaats op de Veluwe. Twee keer drie. Drie ervan zijn bezet: mijn Friese overgrootouders liggen er en de stoffelijke resten van mijn moeder zijn er naar overgebracht. Dus dat wordt een goedkope uitvaart.
Het ‘Friese’ graf is het oudst, bijna negentig jaar. Er is nog een ligplaats vrij. In het graf waarin mijn moeder ligt resten twee graven. Als ik in een bosgraf wordt bijgezet verstoort dat de rust op die graven. Het duurde ongeveer drie jaar voordat de zandgrond boven het graf van mijn moeder weer begroeid was met bosplantjes.
Een van de kloosterlingen (verdachte a) kwam met een oplossing. Als ik me in Bunkerstad laat cremeren na mijn dood en de as wordt verzameld in een urn was deze kloosterling wel bereid om met een grondboor een gat te boren in het Friese graf en de urn daarin te laten zakken. En het gat weer zo dicht te maken dat het lijkt alsof er geen urn in de grond zit. Illegaal. Zonder dat het begraafplaatspersoneel daarvan op de hoogte is. Dan bespaar je ook nog eens 300 euro aan bijzetkosten, zei een andere kloosterling (verdachte b).
Een andere kloosterling die veel van mij houdt werd daar verdrietig van, mensen kunnen dan nooit jouw graf bezoeken omdat dat officieel niet bestaat, zei hij. Geen steen, geen verwijzing, niks, nada.
Ik moest grinniken als schuwe man.
Moedig voorwaarts!
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.