Om het hypostaseren af te leren, 10.
Leerling: Wat is het wezenlijke verschil tussen de illusie en de werkelijkheid?
Meester: Is er een wezenlijk verschil tussen de illusie en de werkelijkheid?
Leerling: Wat is de wezenlijke overeenkomst tussen de illusie en de werkelijkheid?
Meester: Is er een wezenlijke overeenkomst tussen de illusie en de werkelijkheid?
Leerling: Wat is het wezenlijke verband tussen de illusie en de werkelijkheid?
Meester: Is er een wezenlijk verband tussen de illusie en de werkelijkheid?
Leerling: Wat is de illusie wezenlijk van zichzelf?
Meester: Is de illusie wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Wat is de werkelijkheid wezenlijk van zichzelf?
Meester: Is de werkelijkheid wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Waar hebben we het anders over?
Meester: Hebben we het ergens over?
Leerling: Nou weet ik het helemaal niet meer.
Meester: Dan weet ik het ook niet meer.