Luister Jan, ik heb respect voor je, jij zorgt er voor dat het land draait.
Stel, stel dat Willem Alexander bij mijn buren was geboren, dan was Willem Alexander nu huisschilder geweest en heette hij Wim. Maar Willem Alexander is Willem Alexander en hij is een prins.
Stel dat Willem Alexander opeens spiritueel wordt, waardoor dan ook, en hij net als zijn tante Irene boeken gaat schrijven over bomen, de natuur, het milieu en de diepere waarde van het leven.
Ik bedoel dus: ‘Willem Alexander’. Gaan wij dan roepen: ‘O,…eerwaarde, hoogverheven Alexander, zittend op uw drie dubbele lotustroon, wij eren u, uw wetten en geschriften, u zij de glorie.
Ahum, zie je de belachelijkheid hier van in? Respect ja, maar belachelijke verering?
Dus, als W.A.Siddhartha een bejaardencentrum bezoekt om een honderdjarige een lintje te geven. Daarna in het Bronovo ziekenhuis zijn zieke vrouw bezoekt en als deja vu zijn broer weer begraaft, raakt hij een beetje neerslachtig. Bij zijn oma kan hij ook al niet te rade gaan, die is inmiddels overleden. Het vreet aan hem. Ziekte, ouderdom en dood. Waarom? Als zijn vrouw weer beter is bezoeken zij samen de paus, een vriendelijke man die hen met mooie beloften over god in de hemel weer in slaap tracht te sussen. Als hij het evenement ‘In vrijheid verbonden’ bijwoont, dat zijn moeder ooit in het leven heeft geroepen, ontmoet hij een Hindoeïstische priester die erg veel indruk op hem maakt. Wekenlang spookt het beeld van de priester door zijn hoofd. Uiteindelijk stapt hij naar zijn moeder en legt zijn dilemma aan haar voor, hij wil ook priester worden. In feite heeft zij voor die ontmoeting met die priester gezorgd. Zijn moeder vraagt of hij gek geworden is: ‘Je kunt het land niet verzaken, wat denk je wat er gebeurt als je aankondigt dat je priester wordt, het hele koningshuis is in één klap een ‘practical joke’.
Om kort te gaan, op een nacht sluipt de koning samen met een bevriende beveiliger de Eikenhorst uit. Hij kust zijn slapende vrouw en zijn slapende dochters fluistert hij toe: “Sorry meiden, ik kan niet anders” en samen met zijn beveiliger rijdt hij naar België waar hij afscheid neemt van zijn (veiligheid)vriend. Daar staat Siddhartha midden in de nacht in een buitenwijk van Brussel. Als hij een dakloze medebroeder aantreft vraagt hij: ‘Ruilen, mijn maatpak tegen jouw Zeemankloffie?’. Hij mompelt: “Een knappe jongen die mij herkent in deze kleren.”
Om een lang verhaal kort te maken, W.A. Siddhartha gaat in de leer bij verschillende hele goeie leraren, maar niemand kan hem het antwoord geven op het waarom. Waarom veroorzaakt de ziekte van mijn vrouw, het ongemak van ouderdom, en de dood van mijn broer zo’n pijn. Waarom krijg ik pijn als iemand in tranen bij mij komt, omdat hij niet meer voor zijn demente moeder kan zorgen en er nergens plaats voor haar is. Waarom krijg ik pijn als een kind in tranen zegt dat haar cavia is dood gegaan? Waarom krijg ik pijn als ik langs een weiland loop waar varkens in liggen en ik weet dat ze voor de slacht zijn. En dan kijk ik naar mijn schoenen en de riem in mijn broek. En dan wordt mij verteld dat voor gelatine, kaas, drop, mijn vroegere zijden overhemden, enz. enz. enz. enz. allemaal dieren voor zijn dood gemaakt. Dat planten ook pijn kunnen voelen. Waarom? Alles, alles, alles wat je doet, alles wat je eet, zelfs alleen maar ademen, daarmee dood je levende wezens, levende organismes. Pijn…
Het leven is een grote slagerij. Eten en gegeten worden, leven is pijn, het leven is lijden. Waarom? Nee, nee ik wil niet dood, nog niet, ik wil nog wat verder leven. Het lijden is omdat ik wil leven.
Houdt het lijden op als ik zelfmoord pleeg? Misschien, maar ik ben nog niet dood, daarom weet ik het ik niet. Maar zelfs als ik dood ben gaat het lijden gewoon door, als een niet te stoppen wiel dat de berg afdondert.
Waarom wil ik leven, waarom wil ik lijden en leed veroorzaken? Ik veroorzaak al leed omdat ik simpelweg besta. En dan heb ik het nog niet eens over oorlog, soldaten die elkaar afslachten. Wat kan ik doen? Niks, Uiteindelijk gaat M.A. Siddhartha maar onder een boom zitten, Leven helpt niks en doodgaan is ook geen oplossing, wat dan? Dit is toch om gek van te worden. Als Siddhartha weer een beetje bij zijn positieven is gekomen, iets meer helderheid van geest heeft gekregen en zijn emoties niet meer met hem op de loop gaan, kan hij de boel weer een beetje op een rijtje krijgen. Hij analyseert zijn gedachten:
Het leven bestaat uit lijden
En de oorzaak ervan is Iedereen wil leven
Als ik die oorzaak er van wil opheffen?
Ik kan onmogelijk alles en iedereen vermoorden? Wie weet is er op een verre planeet ook leven, dus ook lijden, moet ik even over nadenken. Dingen zijn zo als ze zijn, daar kan ik niks aan veranderen, ja een druppel op een gloeiende plaat door bijvoorbeeld vegetariër worden, maar geeft dat een werkelijke oplossing? Nee niet echt.
Maar er moet toch een oplossing zijn.
Hebzucht, dat is het, mijn hebzucht is de oorzaak van alles, ik wil leven, iedereen wil leven, de hebzucht voor en naar alles is de oorzaak van leed, pijn en smart.
Maar hoe kan ik die hebzucht doven? De oorzaak van alles, ja de pijn zal wel blijven maar als ik de hebzucht weg zou kunnen nemen, dat zou toch een grote troost zijn.”
Analyse
Alles wat ik zie is hebzucht, brandende, verzengende hebzucht. Mijn oog staat in brand door de hebzucht voor het kijken. Het besef wat mijn oog overbrengt naar mijn brein, de sensatie die het oog overbrengt, plezierig, onplezierig, welke indruk dan ook, de oorzaak hiervan is mijn hebzucht.
Waar komt die passie voor mijn hebzucht vandaan? Het voedt mij met hartstocht. Hartstocht voor brandende haat en verdwazende genegenheid. Geboorte, ouderdom, dood, leed, geweeklaag, ellende, verdriet, en wanhoop, het zijn allemaal uitingen van het vuur van mijn passie die via mijn ogen binnen komt.
Mijn oor staat ook in vuur en vlam door de passie voor geluid, mooie muziek of scheldkanonnades. Mijn neus staat in vuur en vlam door de passie voor de geur van pas gebakken brood, of, oh, oh, jouw geur, de geur van wierook,. Mijn tong staat in brand door de passie voor de smaak van overheerlijk eten, vlees, suiker, koffie, wijn. Mijn hele lichaam brandt van hartstocht. Maar erger, mijn brein staat in vuur en vlam: Al deze brandende ideeën, dit vurig bewustzijn, deze verzengende indrukken en smeulende sensaties. Ze zijn allemaal producten van mijn hebzucht. Hartstocht voor, geboorte, ouderdom, dood, leed, geweeklaag, ellende, verdriet, en wanhoop zijn de oorzaak dat ik in brand sta, dat ik opbrand, dat mijn leven opbrandt. Een kaars aan twee kanten aangestoken.
Wat er aan te doen is? Kom, laat ik weerzin voor mijn oog zoeken, voor al de prachtige vormen die het ziet. Laat ik weerzin voor het bewustzijn dat wat mijn oog veroorzaakt zoeken. Al zijn indrukken en gewaarwordingen, ongeacht of ze plezierig, onplezierig of van wat voor aard dan ook zijn. Laat ik wijs zijn en een aversie zoeken voor mijn oor, zijn geluiden en indrukken. Voor mijn neus en zijn geuren, de tong en zijn smaken, mijn lichaam en de gevoelens, mijn brein en alles wat daarin voorbij trekt.
Als ik zo’n weerzin ontwikkel, dan pas bevrijd ik mijzelf van hartstocht, zo zal ik vrij worden. Als ik vrij ben dan pas kan ik zien wat mij gevangen hield, dan pas ben ik in staat om te weten waarom. Dan zal de bevrijding voor alle, alle, levende wezens een feit zijn. Zij zullen niet meer ten onder gaan aan hebzucht.
P.S.
Misschien wil je dit helemaal niet horen, en ben ik een ouwe gek.
Dat mag.