‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord.
Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.
Evam me sutam is dan ook, traditiegetrouw, de aanhef van elke sutta in de Pali-Canon.
Al van in de tijd van de Boeddha vormen de uposatha de ruggengraat van het boeddhistische jaar.
Hierbij wordt de maankalender gevolgd. De vier maanstanden – volle maan, eerste kwartier, laatste kwartier en nieuwe maan, delen de maand op. Bij volle en nieuwe maan wordt er in de kloosters de kloosterleefregels gereciteerd en wordt er extra gemediteerd. De leken, die op die dagen de voorschriften extra proberen te volgen, komen naar de tempels om naar de voordrachten van de monniken te luisteren.
De pleisterplaatsen aflevering 1, Rathavinita-Sutta MN 24
Eens verbleef de Verhevene in Rajagaha, in het Bamboebos op de eekhoornvoederplaats.
Toen dan kwamen er vele monniken uit zijn geboorteland, die de regentijd daar hadden doorgebracht, naar de Verhevene toe. Toen zij terzijde neergezeten waren zei de Verhevene tot hen:
“Wie van de monniken in mijn geboorteland wordt door zijn medebroeders in het heilige leven daar als volgt geëerd:
“Zelf weinig wensen hebbend, spreekt hij tot de monniken over het hebben van weinig wensen.”
“Zelf tevreden, spreekt hij tot de monniken over tevredenheid.”
“Zelf in afzondering levend, spreekt hij tot de monniken over het leven in afzondering.”
“Zelf niet in gezelschap leven, spreekt hij tot de monniken over het niet leven in gezelschap.”
“Zelf vol energie, spreekt hij tot de monniken over het opwekken van energie.”
“Zelf overvloeiend van deugdzaamheid, spreekt hij tot de monniken over de zegen van deugdzaamheid.”
“Zelf volmaakt in concentratie, spreekt hij tot de monniken over de zegen van concentratie.”
“Zelf perfect van inzicht, spreekt hij tot de monniken over de zegen van inzicht.”
“Zelf volledig verlost, spreekt hij tot de monniken over de zegen van verlossing.”
“Zelf begiftigd met het kennende schouwen, spreekt hij tot de monniken over de zegen van het kennende schouwen.”
“Wie is een goede raadgever, instructeur, onderrichter, opwekker, inspireerder en verblijder voor zijn medebroeders in het heilige leven?”
“Heer, de eerwaarde Punna, de zoon van Mantani, wordt in uw geboorteland zo geëerd door zijn medebroeders in het heilige leven.”
Op dat moment zat de eerwaarde Sariputta niet ver van de Verhevene en dacht: “Het is fijn voor Punna dat zijn medebroeders de loftrompet over hem steken en dat de Leraar grote waardering voor hem toont. Wellicht zouden wij de eerwaarde Punna ooit eens kunnen ontmoeten, wellicht zouden wij een onderhoud met hem kunnen hebben.”
[ Deze gelegenheid doet zich enige tijd later voor. De Verhevene, vergezeld van een grote schare monniken, onder wie Sariputta, komt aan in Savathi, in het park van Anathapindika, waar op dat moment ook Punna verblijft. ]
Toen dan ging een of andere monnik naar de eerwaarde Sariputta toe en sprak: “De monnik Punna, over wie u zo vaak lovend gesproken heeft is, na door de Verhevene met een uiteenzetting over de Dhamma onderricht, opgewekt, geïnspireerd en verblijd te zijn, op weg naar het Bos der Blinden om er mediterend de dag door te brengen.”
De eerwaarde Sariputta pakte haastig zijn zitmatje op en volgde Punna. In het bos aangekomen ging de eerwaarde Punna aan de voet van een boom zitten om er de dag door te brengen. Ook de eerwaarde Sariputta zette zich aan de voet van een boom.
Toen dan, tegen het vallen van de avond, de eerwaarde Sariputta uit zijn meditatie was opgestaan, ging hij naar de eerwaarde Punna toe. Bij hem gekomen wisselde hij de gebruikelijke beleefdheden en vriendelijkheden met hem uit en zette hij zich terzijde neer. Eerwaarde Sariputta sprak volgende woorden tot de eerwaarde Punna:
“Wij leiden het heilige leven onder de Verhevene.”
“Inderdaad, vriend.”
“Wordt het heilige leven geleid onder de Verhevene ter zuivering van het morele gedrag?”
“Nee, vriend.”
“Wordt het heilige leven geleid onder de Verhevene ter zuivering van de geest?”
“Nee, vriend.”
“Wordt het heilige leven geleid onder de Verhevene ter zuivering van opinies?”
“Nee, vriend.”
“Wordt het heilige leven geleid onder de Verhevene ter zuivering door het overwinnen van twijfel?”
“Nee, vriend.”
“Wordt het heilige leven geleid onder de Verhevene ter zuivering door het kennende schouwen van wat het pad is en wat niet het pad is?”
“Nee, vriend.”
“Wordt het heilige leven geleid onder de Verhevene ter zuivering door het kennende schouwen van de oefenpraktijk?”
“Nee, vriend.”
“Wordt het heilige leven geleid onder de Verhevene ter zuivering door het kennende schouwen [in het algemeen]?” (2)
“Nee, vriend .”
“Vriend, op al mijn vragen heb je “nee” geantwoord.
Waarom dan wordt het heilige leven onder de Verhevene dan wel geleid?”
“Het is, vriend, omwille van het uiteindelijke nibbana, waarbij men zich niets meer toe-eigent, dat het heilige leven onder de Verhevene geleid wordt.”
[zich niets meer toe-eigenen betekent niet alleen zich aan niets meer hechten, maar ook zich niet meer identificeren met de geledingen van de persoonlijkheid (khandha) of met welke geestestoestand ook.]
[ Sariputta, die in de teksten genoemd wordt als degene die de Verhevene in realisatie het dichtst benadert, vraagt nog verder; misschien om Punna te testen of meer waarschijnlijk om ons, lezers, meer duidelijkheid te verschaffen. ]
“Maar, vriend, is zuiverheid van moreel gedrag niet het uiteindelijke nibbana, waarbij men zich niets meer toe-eigent?”
“Nee, vriend.”
[ Ook op de andere ‘zes zuiveringen’ antwoordt Punna dat deze niet het uiteindelijke nibbana zijn. ]
Sariputta vraagt verder: “Als al deze vormen van zuiverheid niet het uiteindelijke nibbana zijn, is nibbana dan te bereiken zonder deze geestestoestanden?”
“Nee, vriend.”
“Want als het uiteindelijke nibbana zonder deze geestestoestanden te bereiken zou zijn, dan zou een doorsnee mens, die [per definitie] verstoken is van deze geestestoestanden, zomaar tot uiteindelijk nibbana kunnen komen.”
Punna verduidelijkt met een voorbeeld:
“In dit verband, vriend, zal ik een gelijkenis geven. Want sommige intelligente mensen begrijpen de betekenis van iets dat gezegd is [beter] door middel van een gelijkenis.”
“Stel dat koning Pasenadi van Kosala, die in Savatthi verblijft, voor een dringende zaak naar Saketa moet. Om deze tocht te doen zet men tussen Savatthi en Saketa zeven reiswagens klaar. De koning verlaat zijn paleis en bestijgt de eerste wagen. Met deze eerste wagen bereikt hij de tweede reiswagen. Hij zendt de eerste reiswagen weg en bestijgt de tweede. Met de tweede bereikt hij de derde. Zo voortgaand bereikt hij met de zevende reiswagen de paleispoort van Saketa.
Daar vragen zijn vrienden en hovelingen: “Majesteit, heeft u met deze reiswagen vanuit Savatthi de paleispoort van Saketa bereikt?”
De koning antwoordt dat er zeven reiswagens klaarstonden en dat hij nadat hij met de eerste de tweede had bereikt, de eerste wegzond en verder reed met de tweede. Bij de derde reiswagen aangekomen, zond hij de tweede weg en vervolgde zijn reis met de derde. En zo totdat hij met de zevende reiswagen de paleispoort van Saketa bereikte.”
“Zo zou koning Pasenadi het juiste antwoord geven.”
“Net zo, vriend, dient zuiverheid van moreel gedrag tot het bereiken van zuiverheid van geest;
dient zuiverheid van geest tot het bereiken van zuiverheid van opinies;
dient zuiverheid van opinies tot het bereiken van zuiverheid door het overwinnen van twijfel;
dient zuiverheid door het overwinnen van twijfel tot het bereiken van zuiverheid door het kennende schouwen van wat pad is en niet pad is;
dient zuiverheid door het kennende schouwen van wat pad is en niet pad is tot het bereiken van zuiverheid door het kennende schouwen van de oefenpraktijk;
dient zuiverheid door het kennende schouwen van de oefenpraktijk tot het bereiken van zuiverheid door het kennende schouwen [in het algemeen]
dient zuiverheid door kennende schouwen tot het bereiken van uiteindelijk nibbana, waarbij men zich niets meer toe-eigent.”
“Het heilige leven onder de Verhevene wordt geleid voor het bereiken van uiteindelijk nibbana, waarbij men zich niets meer toe-eigent.”
Na die woorden sprak de eerwaarde Sariputta het volgende tot de eerwaarde Punna: “Hoe heet de eerwaarde; onder welke naam kennen de medebroeders in het heilige leven de eerwaarde?”
“Ik heet Punna, vriend en mijn medebroeders kennen mij onder de naam ‘zoon van Mantani’.”
“Wonderlijk, vriend, buitengewoon, vriend, zoals door een geleerde leerling, die de Leer van de Leraar goed begrijpt, die diepe vragen punt voor punt beantwoord zijn. Het is voor ons een voorrecht dat wij in de gelegenheid zijn de eerwaarde Punna te zien en te vereren.”
Op die woorden sprak de eerwaarde Punna het volgende tot de eerwaarde Sariputta: “Hoe heet de eerwaarde? Onder welke naam kennen de medebroeders in het heilige leven de eerwaarde?”
“Ik heet Upatissa, vriend en mijn medebroeders in het heilige leven kennen mij onder de naam ‘Sariputta’ (zoon van Sari).”
“Nee maar, wij wisten niet dat wij spraken met de eerwaarde Sariputta, de leerling van wie ze zeggen dat hij gelijk is aan de Leraar zelf! Als wij hadden geweten dat het de eerwaarde Sariputta was, dan zouden we niet zo uitvoerig geantwoord hebben.”
“Wonderlijk, vriend, buitengewoon, vriend, zoals door een geleerde leerling, die de Leer van de Leraar goed begrijpt, die diepe vragen punt voor punt gesteld werden. Het is een groot voorrecht voor de medebroeders om de eerwaarde Sariputta te zien, om hem te vereren.”
Zo verheugden die beide grote geesten zich over elkaars goed gesproken woorden.
(sutta ingekort)
1.Tenzij anders vermeld komen alle citaten van de Pali-Canon uit de vertalingen van Jan de Breet & Rob Janssen, uitgegeven bij Asoka.
2.Deze ‘zeven zuiveringen’ worden in de Pali-Canon enkel nog vernoemd in de Dasuttara-Sutta (DN 34).
Het is opvallend dat ze nergens in de Canon worden verklaard.
Maar het zevenvoudige schema vormt wel het raamwerk van de Visuddhimagga (de weg van zuivering) van Buddhaghosa (5de eeuw).
Deze boeddhistische geleerde vertaalde tijdens zijn verblijf op Sri Lanka de oude Singalese commentaren op de teksten terug naar het Pali. Zijn commentaren op de suttas worden tot op heden nog steeds gebruikt.
In de Visuddhimagga worden de zeven zuiveringen als volgt omschreven:
De zuiverheid die bij elke fase van zuivering dient te worden verkregen, manifesteert zich als we de onheilzame mentale factoren die het ontstaan van zuiverheid tegenwerken, uitroeien.
‘Zuivering van moreel gedrag’ wordt verkregen als we ons onthouden van onjuist spreken en van onjuist gedrag; als we ons houden aan de principes van juist levensonderhoud, als we materiële goederen wijs gebruiken en als we onze zintuigen bewaken.
‘Zuivering van de geest’ wordt bereikt door onze geest te ontdoen van de vijf hindernissen die concentratie onmogelijk maken. [zintuiglijke begeerte, boosheid en haat, sloomheid en traagheid, opgewonden piekeren (over fouten uit het verleden) en twijfel]
‘Zuivering van opinies’ wordt bewerkstelligd door onjuiste zienswijzen of denkbeelden te elimineren; met name het idee dat er in de kern van ons wezen een blijvend zelf bestaat.
‘Zuivering door het overwinnen van twijfel’ wordt verkregen door de geconditioneerde aard van alle verschijnselen, met inbegrip van onze ‘subjectieve’ beleving daarvan, te beseffen.
‘Zuivering door het kennende schouwen van wat het pad is en wat niet’, ontstaat door het overwinnen van onze gehechtheid aan de aangename ervaringen die we tijdens het beoefenen van meditatie beleven. Het juiste pad is het inzicht in vergankelijkheid, lijden en niet-zelf.
‘Zuivering door het kennende schouwen van de oefenpraktijk’ wordt bereikt door onze geest te richten op de factoren van verlichting die tot de verwezenlijking van nibbana leiden. Het is de opklimmende serie van inzichten of bovenwereldlijke paden die leiden tot de toestand van stroombetreder, eenmaal-terugkeerder, niet-meer-terugkeerder en heilige (arahat).
‘Zuivering door het kennende schouwen’ verkrijgen we wanneer de mentale onzuiverheden volledig uitgeroeid zijn en we de bovengenoemde ‘bovenwereldlijke paden’ hebben gerealiseerd.
[Voor een diepgaande bespreking van deze stadia verwijs ik naar het boek ‘De zeven stadia van zuivering’, de ontwikkeling van inzicht door meditatie. door Matthew Flickstein uitgegeven bij Asoka 2003]