Nederland kent een boeiende geschiedenis waar het gaat om het ontstaan van het boeddhisme in dit lage land. Wie waren de pioniers en waar speelde zich dat boeddhistische leven af? Hans van Willenswaard deed vanuit zijn eigen waarneming onderzoek naar het ontluikende boeddhisme vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij speelde – meestal in de zijlijn – een kritische rol in de wordingsgeschiedenis van – de unieke boeddhistisch wereld in Nederland.
In het eerste deel van de serie ‘Het mysterie van de zwarte tulp’ doet Hans in tien afleveringen verslag van zijn ervaringen en werpt hij een blik op de toekomst van het tulpenboeddhisme. Van Willenswaard – hij kreeg de naam Vimala Vijjo – nam in 1979 toevlucht tot de Boeddha, dharma en sangha. Zijn eerste baan na een opleiding in cultureel werk bracht hem begin jaren zeventig in het Amsterdamse Fantasio, waar hij een rol speelde bij de omvorming tot ‘meditatiecentrum De Kosmos’. Zo kwam hij op het spoor van vipassanameditatie. In 1990 ontmoette hij Sulak Sivaraksa, Thailand, de oprichter van het International Network of Engaged Buddhists (INEB).
In deze serie stelt Hans zich de welhaast onmogelijk taak om stapsgewijs een formule voor een toekomstig tulpenboeddhisme te onthullen. Hij doet deze poging met een flinke dosis zelfspot, want niemand is het nog gelukt de legendarische zwarte tulp te kweken. Met zijn serie wil hij een nieuwe impuls geven aan de discussie over de toekomst van het boeddhisme.
Tussenbalans 50 jaar Vrienden van het Boeddhisme.
De invloedsfeer van de theosofie.
Jacques den Boer geeft in de alinea waarin de vestigingsfase, dus vanaf 1973, wordt beschreven wel toe dat De Kosmos al in 1969 een de facto ontmoetingscentrum was voor het opkomend boeddhisme. Maar de werkelijke kansen voor een meer gezamenlijke ontwikkeling in de richtingbepalende pioniersfase die daar aan de vestiging van vele groepen vooraf ging, worden, terugblikkend, over het hoofd gezien. Misschien was De Kosmos te controversieel om te worden geaccepteerd als mogelijke verwerkelijking van de genoemde doelstelling een ‘eocumenisch’ boeddhistisch centrum te vestigen, en dit in de context van de beoogde samenwerking met ‘andersdenkenden’.
Het latere door Rob Janssen geleide Boeddhistisch Leerhuys in De Kosmos verzandde in kennisoverdracht. Zelfs de inbreng van Han de Wit[1], leraar in de traditie van Chögyam Trungpa, met zijn wortels in het studentenverzet, kon dat niet verhelpen. Het initatief voor een nieuwe ‘boeddhistische broederschap’ dat voortkwam uit het Leerhuys leek wel te stammen uit de oude invloedssfeer van de theosofie. Het idee werd gauw weer verlaten. De Boeddhistische Unie Nederland (BUN) die de formele platformfunctie overnam van de Vrienden, leed in diezelfde periode eveneens een bloedeloos bestaan. Daarmee was op twee fronten de kans verkeken dat de volledige doelstelling van de Vrienden[2] kon worden gerealiseerd. Vooral met het al eerdere schrappen van het 3e en 4e doel was de vernauwing van het perspectief van de stichting een feit geworden.
Maar op 11 november 2017 tijdens de viering van het 50 jarig bestaan van de Vrienden in Antropia, Driebergen, werd een doelstellingswijziging – onder regie van de nieuwe voorzitter André Kalden – gepresenteerd die wellicht meer ruimte biedt voor de toekomst. Heeft het boeddhisme in Nederland, weer springlevend na de crisis rond BUN en BOS en het failliet van uitgeverij Asoka in 2012[3], hiermee een potentiële springplank voor brede samenwerking (lid 3) en ‘sociaal geengageerd’ boeddhisme (lid 4) teruggekregen? Het publiceren van Saddharma was indertijd door de Vrienden aan uitgeverij Asoka uitbesteed. Door de jaren heen werden met succes magazines op de markt gebracht in verschillende vormen – elk juweeltjes van journalistiek – maar de uitgave werd na het stoppen van BoeddhaMagazine teruggebracht tot een, overigens weer heel goede, website. Dat levert evenwel nog geen (directe) bijdrage aan het oplossen van eigentijdse problemen waar de oorspronkelijke doelstelling toe oproept.
Juist in maatschappelijke betrokkenheid schuilt het geheim van een mogelijk ‘tulpenboeddhisme’.
Een sluipende tendens tot vernauwing is al waar te nemen – een belangrijk spoor in mijn onderzoek – in de nadruk die Jacques den Boer legt op de theosofische beweging als bakermat van het boeddhisme.
Waarom zet dit het boeddhisme in Nederland naar mijn mening zo op het verkeerde been?
Het eerste deel van de BOS-filmserie Boeddhisme in Nederland, kundig ingeleid door Jacques, knoopt aan bij de inwijding, op 14- jarige leeftijd, van de teenager Krishnamurti (1895 – 1986) door C.W. Leadbeater en Annie Besant, de toenmalige leiders van de Theosopical Society. Krishnamurti werd in strenge overtuiging uitgeroepen tot de Boddhisatva, de Maitreya Boeddha en zelfs tot de teruggekeerde Christus. Het lijkt erop alsof niemand zich toen afgevraagd heeft of dit verhaal wel klopte. Duizenden mensen reisden met speciale treinen naar de Sterkampen in Ommen om naar de nieuwe Wereldleraar te luisteren. Wat te denken van de betrouwbaarheid van het theosofisch leiderschap toen Krishnamurti, inmiddels 34 jaar, tijdens het Sterkamp in 1929 duidelijk maakte dat hij geen boodschap meer had aan al deze claims en de esoterische orde, die speciaal voor hem door Besant en Leadbeater was ingesteld, zonder twijfels ophief. Hij maakte zich los van alles en ging zijn weg als onafhankelijk leraar en gewoon mens.
Was er geen oppositie?
Jazeker. Al in 1913 maakte Rudolf Steiner, toen de voorzitter van de Theosophical Society in Duitsland, zich los van de Society en begon met de onafhankelijke antroposofische beweging[4]. Hij was het oneens met de benoeming van Annie Besant als opvolgster van madame Blavatsky en H. S. Olcott, de stichters van de Theosophical Society. Die opvolging werd doorgevoerd op grond van vermeende paranormale interventie van ‘Meesters uit Tibet’. Ook accepteerde Steiner de mystieke inwijding op 14-jarige leeftijd van Krishnamurti door C.W. Leadbeater niet. Hij verzette zich tegen de vermenging van de entiteiten ‘bodhisatva’, ‘Maitreya Boeddha’ en ‘de wedergekomen Christus’ in één fysieke wereldleider. Hij erkende de oosterse bronnen van wijsheid maar keerde zich tegen het dwepen met oosterse mystiek, en vermeende helderziendheid ingegeven door krachten buiten de persoon zelf. Hij beijverde zich voor het onwikkelen van een geesteswetenschap geworteld in westerse spiritualiteit, en gebaseerd op helderheid van denken. Daarmee zou een nieuwe ‘helderziendheid’ onstaan.
Gebrek aan onderscheidingsvermogen was voor hem niet alleen een zwakheid van vele theosofen in die tijd, hij maande volgens de schrijver van het boek The Bodhisattva Question, ook zijn eigen studenten gedreven aan tot kritisch denken:
‘Rudolf Steiner took such a serious view of this lack of discrimination, to which members of spiritual movements seem particularly prone, that he occasionally felt obliged to make very pointed remarks to rouse his pupils to an awareness of the grave consequences the lack of this faculty would have.’[5]
Toen Krishnamurti zijn dramatische verklaring van onafhankelijkheid uitsprak was Rudolf Steiner al vier jaar dood. Rond de losmaking van Krishnamurti ontstonden enorme debatten. Als Krishnamurti niet de “Bodhisattva van de 20e eeuw” was, wie was het dan wel? En in welke persoon zou de Christus kunnen reïncarneren? Wie was Rudolf Steiner zélf geweest?
Hier sprong de Nederlandse astronome Elizabeth Vreede[6] in. Zij was, samen met de Nederlandse arts Ita Wegman door Rudolf Steiner, kort voor zijn dood, benoemd in het bestuur van de in 1923/24 (her-) opgerichte Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft die feitelijk al sinds 1913 bestond. Zij weerlegde in een afgewogen betoog – twee lezingen in Stuttgart, 1930 – de argumenten van een groeiende stroom waarin Rudolf Steiner werd aangemerkt als “de Bodhisattva van de 20e eeuw”. Steiner zelf kon zich niet in de verwerking van Krishnamurti’s dramatische transformatie mengen. In zijn plaats toonde Elizabeth Vreede aan dat Steiner eerder duidelijk, zij het in kleine kring, had verklaard dat hij niet de Bodhisattva was. Dat de Bodhisattva van de 20e eeuw al wel tijdens Steiner’s leven, dus voor 1925, geincarneerd was. Maar deze zou pas rond zijn dertigste jaar als wereldleraar naar buiten treden. En Steiner had uitgelegd dat ‘de Christus impuls’ zich aan het einde van de 20e eeuw niet als persoon maar in het etherische lichaam van de aarde zou manifesteren[7]. Deze manifestatie in de etherische sfeer zou worden aangekondigd door de Bodhisattva.
Rudolf Steiner had deze aanwijzingen met grote terughoudendheid gegeven. Maar hij moest onder druk van de misleidende aanspraken van Annie Besant en C.W. Leadbeater daar zijn eigen inzicht tegenover stellen. Steiner was niet in debat met Besant en Leadbeater gegaan maar maakte zich op waardige manier los van de Theosophical Society om zelf een alternatief te initiëren. De antroposofie ontwikkelde zich, met de nodige groeischokken, tot een wereldwijde beweging die een opmerkelijke diversiteit aan nieuwe vormen van onderwijs, economie en bedrijfsleven, landbouw, architectuur, bewegingsleer en geneeswijzen, zelfs religieuze vernieuwing, voortbracht.
Van de Boeddha had Steiner gezegd, zo citeerde Elizabeth Vreede hem in haar eerste lezing:
‘Earlier on he had allowed himself, so to speak, to be led from above; he had received impulses from the spiritual world and then passed them on. In this incarnation, however, 600 years before our era, he was raised to the rank of Buddha in his twent-ninth year, i.e. in this incarnation[8] he experiences the entry of his whole individuality into the physical body. (…)’
‘This was the enlightenment of the Buddha in the twenty-ninth year of his life under the Bodhi tree. There it was that the teaching of compassion and love flowered in him, independent of connections with the spirit world, as something belonging to the human soul; so that he could think through to the teaching of compassion and love, of which he spoke in the Eightfold Path. And the sermon following this is the great teaching of compassion and love, issuing for the first time from a human breast!’[9]
Elizabeth Vreede’s nuchtere uitleg van de standpunten van Steiner over ‘het Bodhisatva vraagstuk’ en haar verwijzingen naar zijn uitspraken over de Boeddha werden niet door alle kringen in de jonge Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft gewaardeerd. Haar uitleg liet volledig open wie zich dan wel als de Bodhisattva van de 20e eeuw zou ontpoppen[10]. In de algemene vergadering, lente 1935, werden Ita Wegman en Elizabeth Vreede uit het bestuur gezet.
Pas in de herfst van 2017 werd tijdens een algemene ledenvergadering in het Goetheanum, het centrum van de wereldwijde antroposofische beweging in Dornach, Zwitserland, voorgesteld de twee Nederlandse bestuursleden – na een veel eerdere algemene verzoening tussen stromingen binnen de antroposofie – formeel te rehabiliteren. In 2018 wordt een positieve uitspraak van de algemene vergadering verwacht.
Evenwel, wie nu toch ‘de Bodhisattva van de 20e eeuw’ is geworden; en hoe we de “verbinding van de Christus-impuls met de etherische wereld” in onze tijd kunnen begrijpen, wordt met deze ontwikkeling opnieuw als een existentiële vraag aan de orde gesteld.
In deze lijn van gebeurtenissen is het van uitzonderlijk belang dat op zaterdag 20 januari 2018, op dit moment bijna in het hier en nu, de opening wordt gevierd van een nieuw antroposofisch centrum voor ontmoeting, kunst en cultuur, Riouwstraat 1 in Den Haag (op loopafstand van het Vredespaleis) [11]. Het centrum heeft de naam Elisabeth Vreedehuis gekregen[12].
Kan er vanuit dit perspectief van historische verbindingen tussen boeddhisme en antroposofie, zeker ook in de ontstaansgeschiedenis van meditatiecentrum De Kosmos – en in een wijder multi-cultureel verband – verse belangstelling ontstaan voor onmoeting, onderzoek en daadwerkelijke samenwerking[13]? Een nieuwe impuls voor tulpenboeddhisme?
Deze uitdaging, geladen met fundamentele vragen, is misschien wel even intrigerend als het – tot nu toe onmogelijk gebleken – kweken van een zwarte tulp.
(Laatste deel en eind van een serie van tien afleveringen. Wordt vervolgd).
[1] Zijn bekendste boek is wel De Lotus en de Roos. Boeddhisme in dialoog met psychologie, godsdienst en ethiek. Kok – Agora, Kampen, 1998.
[2] Zie aflevering 1 van deze serie.
[3] Inmiddels weer doorgestart als onderdeel van Milinda.
[4] De hiervolgende paginas zijn voornamelijk gebaseerd op het boek The Bodhisattva Question door T.H. Meyer met daarin opgenomen twee lezingen van Elizabeth Vreede. Engelse uitgave, Temple Lodge, London 1993. Oorspronkelijke Duitse uitgave 1989.
[5] Ibid. bladzijde 11 – 12.
[6] Forschungsstelle Kulturimpuls http://biographien.kulturimpuls.org/detail.php?&id=739
[7] Zie pag. 7: het door Mondriaan aangestreepte citaat van Steiner’s voordracht in Amsterdam, 8 maart 1908.
[8] Eén van de twaalf Bodhisattvas die in de wereldgeschiedenis incarneren als Buddha.
[9] Lezing van Rudolf Steiner Deeper Secrets of Human History in the Light of the Gospel of St Mathew , Stuttgart, 14 November 1909 (GA 117), Engelse versie. Geciteerd door Elizabeth Vreede in haar lezing.
[10] Een belangrijk deel van het boek van T.H. Meyer over “het Bodhisattva vraagstuk” bestaat uit een minitieuze weerlegging van latere suggesties dat Valentin Tomberg (1900 – 1973), een Russisch-Estlandse mysticus, deze rol zou hebben vervuld.
[11] De vroegere Academie voor Euritmie (bewegingskunst), en daarna cultureel centrum De Zalen, is (opnieuw) verworven door de Antroposofische Vereniging in Nederland. Eind 2017 heeft een drastische verbouwing plaatsgevonden.
[12] https://www.vreedehuis.nl/
[13] Dharmacharya Ha Vinh Tho, Zwitserland/Vietnam, euritmist en leraar in de traditie van Zen meester Thich Nhat Hanh, initieerde een onderzoeksproject Buddhism – Anthroposophy, in vervolg op twee internationale conferenties waarin de grote wereldreligies werden verkend in het licht van antroposofie, 1995 en 2000, Goetheanum, Dornach. Samen met mijn vrouw Wallapa maakte ik deel uit van de groep van 11 deelnemers die dit onderzoekspad insloegen tijdens een bijeenkomst in de oude keizerstad Hué, Vietnam, maart 2001.