Laatst was er wat gebakkelei rond de Kloosterbunker, over de behartiging van belangen en zo door derden. Ik ging als overste van de Kloosterbunker op onderzoek uit, verklaarde me solidair en ging met enkele andere Kloosterbewoners- die zich gekscherend het verzetsgroepje noemde, de strijd aan om om het leed buiten de deur te houden. Dat lukte.
Voorafgaand aan de voorlopig laatste bijeenkomst met de verzetsmensen overwoog ik om mijn verzetsspeldje te dragen. Ik heb uit mijn leven van vroeger allerlei speldjes – Atoomvrijstaat, Kruisraketten Nee, waar liefde is is geen haat, de rode driehoek van anarchisten- in de kast liggen. Misschien zou het leuk zijn om voor die bijeenkomst het verzetsspeldje op een kraag te spelden, om een vrolijke noot in te brengen, dacht ik. Hoewel het neutraal is, niet verwijst naar een specifiek iets, besloot ik het toch maar niet te doen, hoezeer ik ook van vrolijke noten houd. Ik wist niet precies waarom, was die dag erg vergeetachtig.
Zo woonde ik speldloos de bijeenkomst bij. Ik vertelde wel van mijn voornemen aan een van de verzetsmensen en wat het speldje voorstelde. Ze feliciteerde me met het feit dat ik er van af zag. Het waarom zien jullie in de afbeelding hiernaast.
Het is gekaapt -op tanks, gebouwen, kleding- door mensen die een autonoom land zijn binnengevallen en daar mensen doden en verkrachten. Echter, dat is geen verzet maar moord en zinloos geweld.
Moedig voorwaarts!