Het tetralemma of de vierstelling is een belangrijke figuur in de Indiase logica, verwant aan het dilemma en de paradox.
Tetralemma’s in het boeddhisme
In het boeddhisme zijn veel voorbeelden te vinden van het tetralemma. Dit is er eentje uit de Mijjhima-Nikaya:
‘Gelooft u, Gautama, dat de verlichte na zijn dood voortleeft, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist?’
‘Nee, ik geloof niet dat de verlichte na zijn dood voortleeft, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist.’
‘Gelooft u dat de verlichte na zijn dood ophoudt te bestaan, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist?’
‘Nee, ik geloof niet dat de verlichte na zijn dood ophoudt te bestaan, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist.’
‘Gelooft u dat de verlichte na zijn dood zowel voortleeft als ophoudt te bestaan, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist?’
‘Nee, ik geloof niet dat de verlichte na zijn dood zowel voortleeft als ophoudt te bestaan, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist.’
‘Gelooft u dan dat de verlichte na zijn dood noch voortleeft noch ophoudt te bestaan, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist?’
‘Nee, ik geloof niet dat de verlichte na zijn dood noch voortleeft noch ophoudt te bestaan, en dat alleen deze visie juist is, en alle andere onjuist.’
In dit tetralemma weigert Gautama zich uit te spreken over het voortleven van de verlichte na de dood, zoals hij wel vaker weigert zich uit te laten over metafysische kwesties omdat het niet heilzaam zou zijn je daarmee bezig te houden.
Positieve en negatieve tetralemma’s
Brengen we het tetralemma hierboven terug tot zijn essentie dan staat er:
‘Is alleen P waar?’
‘Nee, niet alleen P is waar.’
‘Is alleen niet-P waar?’
‘Nee, niet alleen niet-P is waar.’
‘Is alleen (P en niet-P) waar?’
‘Nee, niet alleen (P en niet-P is waar)’
‘Is alleen (noch P noch niet-P) waar?’
‘Nee, niet alleen (noch P noch niet-P) is waar.’
En als we de vragen en de vulwoorden weglaten en de lemma’s nummeren:
1. Niet P
2. Niet niet-P
3. Niet (P en niet-P)
4. Niet (P noch niet-P)
Dit is de negatieve vorm van het tetralemma, en dit de positieve:
1. P
2. Niet-P
3. P en niet-P
4. P noch niet-P
In de tetralogica zijn deze vormen equivalent omdat je ze uit elkaar kan afleiden.
Het tetralemma als stijlfiguur
Het tetralemma is niet alleen een belangrijke stelfiguur in de Indiase syllogistiek, het is ook een belangrijke stijlfiguur in de mystiek en voor de agnost.
Het sjabloon voor de positieve formulering:
1. Ik zeg niet dat alleen P waar is.
2. Ik zeg niet dat alleen niet-P waar is.
3. Ik zeg niet dat zowel P als niet-P waar is.
4. Ik zeg niet dat noch P noch niet-P waar is.
In plaats van stellingen P en niet-P kan je ook paren van tegenstellingen gebruiken, zoals subject en object, goed en slecht, werelds en hemels, stof en geest, de kenner en het gekende:
1. Ik zeg niet dat ik de kenner ben.
2. Ik zeg niet dat ik het gekende ben.
3. Ik zeg niet dat ik zowel de kenner als het gekende ben.
4. Ik zeg niet dat ik noch de kenner noch het gekende ben.
Tetralogica is geen psychologica
Mijn litanie De dans ontsprongen is gebaseerd op het tetralemma. De dertig coupletten hebben allemaal hetzelfde format. Ze beginnen met een drieregelig tetralemma, bijvoorbeeld:
Niet het ego (1), niet het zelf (2)
Niet het ego en het zelf (3)
Niet het ego noch het zelf (4)
In de tetralogica sluiten deze proposities elkaar wederzijds uit en dekken ze alle mogelijkheden af. In de psychologica niet, want de geest vindt altijd wel een gaatje om doorheen te piepen. Daarom heb ik deze vierstelling dichtgetimmerd met nog vier lemma’s, waardoor er een zesregelige achtstelling (octalemma) ontstaat:
Niet het ego, niet het zelf
Niet het ego en het zelf
Niet het ego noch het zelf
Niet iets hogers, niet iets diepers
Niet iets anders, niet het niets
Maar de dans ontsprongen
Verkorte vormen van het tetralemma
Soms vind ik het niet nodig om het tetralemma volledig uit te schrijven; dan beperk ik me tot de eerste twee lemmata: ‘Niet de vorm, niet de leegte’.
In mijn litanie Dwijsheid, vrijplaats tussen dwaasheid en wijsheid is sprake van drie sprekers, een wijze, een dwaas en een dwijze, en vier uitspraken verdeeld over twee regels:
De dwaas denkt dat de wereld echt is, de dwijze niet.
De wijze denkt dat de wereld een illusie is, de dwijze niet.
Hier staat dus eigenlijk:
1. De dwaas denkt dat de wereld echt is.
2. De dwijze denkt niet dat de wereld echt is.
3. De wijze denkt dat de wereld een illusie is.
4. De dwijze denkt niet dat de wereld een illusie is.
Dit is een tetralemma in de ruimere zin van een stijlfiguur maar niet in de engere zin van een stelfiguur conform de Indiase tetralogica.
Deconstructie op woordniveau
In mijn deconstructies van de Hartsoetra en de Diamantsoetra beperk ik mijn ontkenningsreeksen niet tot het niveau van stellingen maar pak ik ook de sleutelwoorden aan. Bijvoorbeeld in de paragraaf ‘Voert de leer naar het ware zelf?’ van de Diamantsoetra:
1. Ik zeg niet dat de leer naar het ware zelf voert.
2. Ik zeg niet dat de leer niet naar het ware zelf voert.
3. Ik zeg niet dat er een leer is of een waar zelf of een voeren van de leer daarheen.
4. Ik zeg niet dat er geen leer is of geen waar zelf of geen voeren van de leer daarheen.
5. Noem dit desnoods de leer die naar het ware zelf voert.
6. Zelf zeg ik liever niets.
Een tetralemma kan je dit niet noemen maar de insteek is dezelfde: niets zeggen, niets ongezegd laten.
Bestaat God?
Ten slotte nog een uitstapje naar een van de heetste hangijzers van de afgelopen millennia, de vraag of God bestaat. Op deze vraag waren lange tijd maar twee antwoorden mogelijk:
1. Ja, God bestaat.
2. Nee, God bestaat niet.
Iemand die gelooft dat God bestaat, heet een theïst, iemand die gelooft van niet een atheïst. De tetralogica biedt twee alternatieven:
3. God bestaat en bestaat niet.
4. God bestaat noch bestaat niet.
Mystici bedachten een tussenoplossing:
5. God gaat vooraf aan (of stijgt uit boven) bestaan en niet-bestaan.
In de negentiende eeuw bedacht ene Thomas Henry Huxley een zesde antwoord:
6. Je kan niet weten of God wel of niet bestaat.
Deze positie pal tussen theïsme en atheïsme in noemde hij agnosticisme. Weer anderen bedachten het non-theïsme:
7. Er is geen hoger wezen maar wel een hogere werkelijkheid.
Ze bedachten het igtheïsme:
8. Je weet niet eens wat God betekent, laat staan of God bestaat.
Ze bedachten het apatheïsme:
9. Het maakt niet uit of God bestaat.
God weet wat mensen nog meer hebben bedacht en zullen bedenken.
Alle stijlfiguren niet-weten op een rijtje.