De grote Tibetaans dzogchenmeester, Namkhai Norbu rinpoche, zei ooit:
‘Dualisme is de echte wortel van ons lijden en van al onze conflicten. Al onze concepten en overtuigingen, hoe diepzinnig ze ook mogen lijken, zijn netten die ons in dat dualisme gevangen houden. Wanneer we deze beperkingen ontdekken, moeten we proberen ze te overwinnen, door ons los te maken van welke vorm van religieuze, politieke of sociale overtuiging ons ook conditioneert.’
Dualistische concepten en overtuigingen zijn dus beperkingen, zegt rinpoche. En de wortel van ons lijden. Volgers van de leer van Boeddha zijn ervan overtuigd dat begeerte de wortel is van alle lijden. Dat denk ik ook, alleen: het concept begeerte zit zelf ingekaderd in een dualistische visie. Want tegenover begeerte is een staat zonder begeerte. Of altruïsme. Zodra je daar een idee van hebt is er alweer een concept. Een concept is iets waar je over nadenkt. Nadenken is niets mis mee, zonder nadenken zouden we niet kunnen overleven. Maar denken, analyseren en oordelen over allerlei concepten voert rechtstreeks naar de wortel van al ons lijden. En naar oordelen. Accepteren en afwijzen. Dit wil ik, want dit is naar mijn zin. Dat wil ik niet, want dat is juist níet naar mijn zin. Al dat gewil en niet-gewil geeft stapelend karma – als ik de lessen van rinpoche tenminste goed heb begrepen. Dus nieuw lijden.
Best wel lastig trouwens, om je voortdurend bewust te zijn van die dualistische visie op alles. Geconditioneerd als we zijn door opvattingen, overtuigingen, door ons identificatie- en associatievermogen, door ons gelijk hebben over gelijk hebben.
Je kunt die breinactiviteit te lijf gaan door middel van het opgeven van gelijk, overtuigingen en opvattingen. Ik vind dat moeilijk, want zodra de éne gedachte over een opvatting verdwenen is, komt de volgende meestal alweer op. Gedachten komen altijd op, dat is inherent aan onze biologische existentie. Dat is ook niet het probleem. Wel het vólgen van gedachten, het weven van associatieve patronen, en het plaatsen van gedachtenconstructies in de tijd. Er zijn vele manieren om kalmte in de geest op te roepen en te handhaven. Er was een Tibetaanse meditatiemeester die zich op een geëigend apparaat liet aansluiten, hierbij geobserveerd door bijbehorende wetenschappers. Dit verhaal stond in een boek opgetekend dat ik ooit in mijn grenzeloze goedheid heb uitgeleend aan ik-weet-niet-meer-wie, moge hij of zij er gelukkig mee worden.
Kort en goed zijn er vijf verschillende hersengolven die gemeten kunnen worden. Alfa, bèta, thèta, delta en gamma. Ze registreren en geven vorm aan zintuiglijke percepties. De betreffende rinpoche (ik ben ook al zijn naam vergeten) ging in meditatieve staat en na enige tijd raakten de aanwezigen in paniek. Niks alfa, bèta, thèta enzovoort. Het EEG-apparaat registreerde een vlakke lijn bij alle frequenties. De helpers van rinpoche susten de geschokte toeschouwers en na een zeer geruime tijd keerde hij glimlachend terug naar aanwezigheid. Hij was een grote yogi en had jarenlang geoefend op shiné, het tot rust brengen van de geest. Nou kun je natuurlijk na het bereiken van deze meditatieve staat (vooropgesteld dat wij dat kunnen) op je kussentje blijven zitten tot Yamantaka vindt dat het zo wel mooi is geweest, maar dat lijkt me niet zo praktisch. Je moet ook werken, eten, drinken, naar het toilet, belasting betalen, en stemmen.
In diezelfde traditie van deze rinpoche (ik baal van die seniorenmomenten, hoe heette hij nou ook maar weer?), de Karma Kagyu, is er de methodiek van de transformatie. Hierbij worden onwenselijke neigingen, zonder deze, iemand of jezelf te veroordelen, omgezet in positieve neigingen. Ook in andere vajrayana-tradities, trouwens. Transformatie is in deze tradities de gemene deler. En er is in het boeddhistisch spectrum natuurlijk hinayana en mahayana, gebaseerd op de leer van de Boeddha, vervat in de sutra’s, het opgeven van neigingen en gedrag. Ik las ooit een artikel en een boek over dzogchen en werd getroffen door de weliswaar zeer abstracte inhoud van de leer, maar ook – tegelijkertijd – door de eenvoud van het directe. Niets om op te geven, uit te bannen of te overwinnen, niets om te transformeren, maar voorbijgaan aan neigingen, conditioneringen, opvattingen, kortom: gedachten. Het klinkt zo simpel. Geen dualistische gedachten volgen, maar zijn met wat er is door te observeren. Niet zoveel belangrijkheid toekennen aan wat je allemaal wordt aangereikt vanuit het brein. En oplossingen aanreikt die als voornaamste kenmerk hebben tijdelijk te zijn. We zouden moeten leren begrijpen wat we de hele dag aan het doen zijn, zoals Namkhai Norbu rinpoche talloze keren vertelde tijdens zijn teachings. Het eindeloos accepteren en verwerpen van gedachten. Als een colonne marcherende soldaten: links, verwerpen, rechts, accepteren, de hele dag door. Dit wil ik: goed. Dat wil ik niet: niet goed. De (begrijpende, denkende en oordelende) geest raakt geleidelijk aan gewend aan niet-volgen. Hiermee zeg ik niet dat dzogchen het pad is wat iedereen zou moeten volgen. Ook niet dat een andere leer of traditie niet goed zou zijn. In tegendeel. Mensen kunnen het beste het pad of de leer volgen dat ze herkennen als iets wat bij hen past. En de bijvangst van dzogchen heeft in mijn leven ogenschijnlijk granieten blokken van verdriet doen verdampen tot wat ze zijn: niets.
Piet Nusteleijn zegt
Dit is het dualisme, een soortement hoofd-dualisme:
(De wereld van het) denken en (de wereld van het) niet-denken.
Denken en niet-denken.
Mind en no-mind.
In die wereld van het denken zijn er veel tegenstellingen: mini dualistjes.
Feitelijk is er geen verdeeldheid. Verdelen is een denkfunctie. Een soortement hoofdtaak.
Arisina zegt
Hebben we door het de hele tijd maar accepteren of verwerpen van gedachten niet kunnen komen tot daar waar we nu zijn: de keuze om voor een derde optie te kiezen?
Fabienne Blocq zegt
Henk, ik denk dat je op deze plaats in je betoog uit de bocht vliegt: “. Volgers van de leer van Boeddha zijn ervan overtuigd dat begeerte de wortel is van alle lijden. Dat denk ik ook, alleen: het concept begeerte zit zelf ingekaderd in een dualistische visie. Want tegenover begeerte is een staat zonder begeerte. Of altruïsme. Zodra je daar een idee van hebt is er alweer een concept.” Einde van dit citaat van jouw woorden.
Ik denk:
Het concept begeerte zit niet ingekaderd in een dualistische visie, als je het dààr plaatst waar het zit: niet in het woorden-brein, maar in de amygdala, de bron van alle emoties. Zodra je in je bewuste brein hebt kunnen constateren dat de begeerte de kop opsteekt, is het voldoende om middels datzelfde bewuste brein die begeerte uit te schakelen :”Oh nee, ik wil geen roem/geld/snoep/sigaret/sex /etc. meer; want dat vond ik niet leuk meer”. Floep: vergelijkbaar met het mannelijk en het vrouwelijk(!) lid: voorbij is de begeerte – en binnen treedt de rust. Toch?
Fabienne Blocq zegt
Mijn reactie op “Juist spreken” is: Hadden die 7 geboden van Noa(c)h, voorafgegaan aan het ontstaan van het Jodendom 5781 jaar geleden, toch al wel gelijk, dus.
En die tien die ome Moos vanaf die berg daar ergens in het Nabije oosten meenam nog veel meer!
Vraag: in hoeverre is het herhalen van eeuwenoude wijsheid in nieuwe woorden nuttiger dan het herhalen in de eigen woorden? Is het zo belangrijk om te laten zien hoe de nieuwe woorden modern gevormd zijn? Of zou herhaling in de eigen woorden te veel lijken op een statement dat de denktraditie waaruit deze woorden voort komen, gewaardeerd wordt? En: hoe slecht of nadelig of onverstandig zou dat dan zijn, als door het gebruik van de traditionele woorden er waardering geuit wordt voor de bijbehorende denktraditie? En voor wie?