En daar stond ik dan op 26 november 1971 op de parkeerplaats van de politie aan het Eendrachtsplein in Rotterdam bij een van de auto’s van ons persbureau Regio Pers Rotterdam (RPR). De wagen was door een politieman aan flarden geschoten, glas was versplinterd en er zaten kogelgaten in de carrosserie. Wat was er aan de hand?
Van ons persbureau was er in Rotterdam altijd wel -dag- en nacht – een auto met een fotograaf erin op straat. In de wereldstad Rotterdam staat het leven nooit stil. Onze auto’s waren volgebouwd met originele politie ontvangstapparatuur ,ingebouwd door een technicus van de politie, en we konden tot ver in de omgeving van Rotterdam de berichten ontvangen, ook die van de rijkspolitie, die in die tijd nog bestond. Maar in de stad waren berichten van de gempo, zoals de gemeentepolitie werd genoemd, op dat moment het belangrijkste. We hadden ook een PTT-mobilofoon waarmee ik rechtstreeks kon praten met de dienstdoende fotograaf.
De nacht van 24 november 1971 had fotograaf en mede-eigenaar van RPR Paul Stolk dienst. Ik zat op de redactie. Qua nieuws was er die nacht niet veel te beleven en Paul besloot om naar onze redactie terug te keren om in de doka het fotomateriaal te ontwikkelen en af te drukken. Rotterdam had in die jaren veel redacties van landelijke en regionale kranten en die moesten op tijd beleverd worden. Maar zo ver zou het die nacht niet komen.
Tegen 5 uur kwam er bij de Rotterdamse politie een melding binnen dat er een inbraak was gepleegd in het Shell-benzinestation aan het Zuidplein. Vier politiewagens gingen er af op. De politie trof één inbreker aan en arresteerde hem. In de veronderstelling, dat bij de inbraak slechts één dader betrokken was, ging hoofdagent Van Hattem alleen het tankstation binnen. Hij werd door een tweede dader, Ernst Christiaan van O. (23) , overmeesterd en gedwongen zijn pistool af te geven. De collega’s van Van Hattem zagen tot hun verbijstering hoe de agent met Van O. er achteraan en een pistool in de rug door een vernielde deur het tankstation uitstapten. Van O. wilde met zijn gijzelaar in een politiewagen stappen, maar dat lukte niet. De gijzelnemer eiste een vrije aftocht en dreigde Van Hattem neer te schieten als dat zou worden verhinderd.
Paul Stolk had de melding van de inbraak ook gehoord en was via de Dordtselaan onderweg naar het tankstation. Hij vertelde mij later dat hij gebukt in de auto een mobilofoon aan het instellen was, zich oprichtte en in de loop van een vuurwapen keek. De hoofdagent moest achterin plaatsnemen en Van O. zat naast Paul, met het vuurwapen op mijn collega gericht. De politie had inmiddels straten in de buurt afgesloten, zodat het drietal niet verder kon rijden. Paul moest van Van O. op de Dorpsweg met de handen in de lucht uitstappen en de politie om een vrijgeleide vragen. Daarop trok de politie zich terug en vervolgden inbreker en agent hun tocht door Rotterdam Zuid.
Inmiddels was ik via onze eigen mobilofoon Paul aan het bellen toen die nog met Van O. en de agent in onze auto zat. De meldkamer van de politie belde mij op en vroeg mij daar mee te stoppen om het leven van hun collega en dat van Paul niet in gevaar te brengen en naar het politiebureau te komen. Pas toen had ik in de gaten dat Paul zelf het onderwerp van gesprek was.
Ongemerkt wist van O. met de politieman aan het stuur van onze auto de stad te verlaten en begon een tocht door Zuid-Holland en Brabant. Onderweg kwam het bij Goude tot een vuurgevecht tussen Van O. en de politie en schoot de politie terug (onze auto aan flarden). Daarop reed Van O. terug naar Rotterdam waar de auto aan de Goudsesingel werd achtergelaten en dader en agent overstapten in een andere auto. Pas tegen half tien die ochtend wist Van Hattem, na een uitgelokte worsteling in de buurt van Oosterhout aan zijn ontvoerder te ontkomen door uit de auto te springen. Hij simuleerde dat een door Van O. afgevuurde kogel zijn buik had doorboord.
Vanaf dat moment was Van O. (23) Nederlands meest gezochte misdadiger, op 23 februari 1972 werd de man door de Duitse politie in Neurenberg gearresteerd. Na de gijzeling van Paul en de hoofdagent bleek dat de man ook verder geen lieverdje was. Hij ontsnapte in mei 1971 uit het Van Mesdagasiel in Groningen. Na zijn ontvluchting pleegde hij verscheidene inbraken, onder meer in de buurt van Zutphen en een van zijn slachtoffers, een weduwe, werd door hem ernstig mishandeld.
De politie heeft later de portemonnee getrokken zodat wij een nieuwe auto konden kopen. Paul beschouwde de gijzeling als een risico van het vak. Dat nimmer saai is.
De spelers in dit drama, Paul en Van Hattem, kwamen met de schrik vrij. Ik ben altijd nieuwsgierig geweest, en nu nog, hoe het met Ernst Christiaan, van wie ik nooit de naam ben vergeten, is afgelopen. Of zijn leven ten goede is gekeerd, hij het geluk heeft mogen ervaren goede mensen om zich heen te hebben. Zonder geweld en haat. Geluk heeft ervaren.
Moedig voorwaarts!