Hij kwam met soepele, verende passen binnengedanst, alsof hij al zijn scharnieren eerst nog eens grondig geolied had. Ongeveer 1.85 lang, knap, soepel, atletisch, energiek en met een uitstraling die opriep tot actie, in beweging komen, de schouders eronder zetten, aanpakken. De afdelingschef die hem begeleidde werd gereduceerd tot een onbeduidende schaduw, en moest alle zeilen bijzetten om hem vóór te blijven bij de voorstelronde. De chef in kwestie was een magere, kleine man in een te ruim zittend bruin pak met een bijna lichtgevende, geel-gestreepte stropdas om. Het ding was met grote zorg op lelijkheid uitgekozen. De chef kwam niet aan het woord. Met het vooruitzicht op zijn aanstaand pensioen werd hij sowieso steeds zwijgzamer, alsof hij bang was dat spreken zijn pensionering in gevaar kon brengen.
‘Hai, ik ben Guus,’ riep de binnengeveerde, terwijl hij zijn hand uitstrekte naar de eerste vrouwelijke collega die op zijn pad kwam. Vanuit haar hals zag ik een blos opstijgen toen ze in de ogen van Guus keek, die een kleur tussen lapis lazuli en turkoois hadden. Zijn gebruinde gelaat was in een warme glimlach geplooid en werd deels omkranst door een licht bronskleurige bos krullen. De snor was in de mode en perfect verzorgd. Hij was breed, en had een denim-outfit aan waarmee hij op de catwalk geen slecht figuur zou hebben geslagen. Hé, èeecht leuk om je te ontmoeten, sprak hij met een krachtig, sonoor stemgeluid. Loek mompelde haar naam, terwijl de blos zich verdiepte. Guus kwam, zag, en overwon de afdeling.
‘Hahaiii, ik ben écht blij je te leren kennen,’ zong hij, toen ik aan de beurt was.
Ik noemde zo onderkoeld mogelijk mijn naam en keek hem na toen hij gretig naar de volgende collega danste. Dit edelgermaanse exemplaar van de mannelijke kunne had zo ongeveer alles wat ik niet had. Zijn uitstraling, bewegen, het stemgeluid, en zijn uiterlijk. Guus’ charisma daalde neer over de afdeling als een allesbedekkend meteorologisch verschijnsel. Hier kon niemand omheen. Ik keek naar Loek, die met open mond en vergrote pupillen de éénpersoonsinvasie van Guus volgde, terwijl de verdiepte blos doorkleurde naar bordeauxrood. Ik had ongeveer twee weken eerder besloten dat ik verliefd op Loek ging worden, maar al mijn avances strandden in krachtig uitgestraalde vrouwelijke onwil. Mijn toch al chronische tekortschietgevoel speelde na de spectaculaire entree van Guus in alle hevigheid op. Ik ben niet goed genoeg, zeurde mijn onbewuste en reikte me enkele kenmerken van mezelf aan die schuw, diep in de schaduw van Guus de Flonkerende neerhurkten. Een gloeiend afkeergevoel verspreidde zich door mijn brein en mijn lijf. Zoals dat dan gaat, probeerde mijn gekwetste ego zichzelf bijeen te rapen. Hij is vast onbetrouwbaar, fluisterde een giftig stemmetje in m’n binnenste. Een charmerende blaaskaak. Of travestiet in zijn vrije tijd (er werd in die tijd nog niet onverdeeld genuanceerd gedacht over minderheden, laat staan seksuele minderheden). Hij is vast gescheiden en mag zijn kinderen niet meer zien. En hij stemt natuurlijk Centrumpartij. En hij houdt van Abba (dat kon in die jaren echt niet). Recht van de sociale academie, waar hij met de hakken over de sloot voor geslaagd was, ik wist het zeker. Later hoorde ik dat het cum laude was. Hij studeerde nu sociologie. Guus kwam in de wereld om te scoren en dat deed hij met speels gemak en een allesoverspoelende charme. Je hebt van die mensen.
Kortom, ik werd stikjaloers.
Inmiddels had Guus zijn kennismakingsronde beëindigd en wervelde richting uitgang van onze totaal overrompelde afdeling. De chef in zijn bruine pak, dat ook nog eens vol kreukels zat, zag ik, in zijn kielzog. Alsof de chef eraan had willen meewerken om Guus extra uit de verf te laten komen. Loek had haar fraaie hals in een doorgeschoten torsie vrijwel verdraaid, alsof ze een ransuil was, terwijl ze Guus’ glorierijke aftocht ademloos volgde. Binnen een week zouden ze iets met elkaar krijgen. Het voordeel was, dat het mij een afwijzingsopmerking als: ‘Hoor eens, Henk, ik vind je heel aardig hoor, maarreh…’ bespaarde. Ik haatte Loek inmiddels ook, dat ging in één moeite door.
Onwetendheid kent geen beperkingen.
Later leerde ik allemaal dingen over haat en jaloezie bij de lama’s. Ook in dzogchen is er een speciale praktijk die je kunt doen om al die bijproducten van de denkende geest te zuiveren. En over zijn wie je bent in plaats van zijn wie je zou willen zijn. En over ijdelheid. En over het zichzelf laten bevrijden van jaloeziegevoelens in het moment. Als ik me met de kennis van nu toch eens terug in de tijd kon verplaatsen. Zou ik gelijk Milarepa geprobeerd hebben Guus met toepassing van zwarte magie door rampen laten overspoelen? Of zou ik Guus en Loek van harte hebben gelukgewenst en mezelf verheugd hebben in hun (ongetwijfeld tijdelijk) geluk? Ja ja, ik weet het, ik begrijp de les van niet zijn met wat zou moeten, maar zijn met wat is. Grrr.
Wulf van Loenen zegt
Dit fraaie, leuke en leerzame verhaal waar ik een glimlach van krijg is een welkome afwisseling van teveel zware ernstige stukken waar we momenteel mee achtervolgd worden.
Henk van Kalken zegt
Dank, Wulf. De ernst van een zware waarheid wordt pas geloofwaardig door wat humor…
Piet Nusteleijn zegt
Maar zijn met wat is. Inderdaad niet te nassen. Tegen zo’n Guus Geluk ben je niet bestand. Lache…
Henk van Kalken zegt
Dank, Piet.