‘Met welke toverspreuk bezweer jij het weten, Hans?’
‘Ik hoef het niet te bezweren.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat mijn gedachten zelfbezwerend zijn.’
‘Hoe lang duurt het ongeveer voordat een gedachte zichzelf bezworen heeft?’
‘Ongeveer even lang als die gedachte.’
‘Kan je een voorbeeld geven van een recente gedachte waarbij dat gebeurd is?’
‘Bij de gedachte dat gedachten zelfbezwerend zijn.’