Ik vraag me wel eens af of die in spirituele kringen hardnekkige neiging om een niet-bestaand moment ‘NU’ te noemen, iets te maken heeft met de menselijke behoefte aan ‘vastigheid.’ Een ‘NU’ om vast te grijpen. Een bevroren moment in tijd en eeuwigheid. Terwijl er in feite niets is om te bevriezen of vast te grijpen. Tijd is een niet-stilstaande continuïteit, dat betekent dat er geen enkel moment kan bestaan dat je kunt aanwijzen als een ‘NU’ zei mijn dzogchenleraar ooit.
WelNU: laatst kreeg ik een vriendin op bezoek die een zware tijd achter de rug had. Ze zag er beter uit dan een tijdje geleden, hoewel dat misschien betrekkelijk is als iemand die meestal een zakelijke, zwart-grijze mantelpakjes-achtige outfit aanhad, plotseling behangen blijkt met zilveren kettingen, turkooizen en zijden draperieën. Ik heb nooit geweten wat ze voorafgaand aan haar existentiële crisis deed, iets met computers en financiële bedrijfsvoering, vrees ik. Iets waarvan ik de neiging heb om met gekruiste vingers ‘Vade retro, Satanas’ te roepen indien ik RK zou zijn en voldoende Latijn beheerste.
In de jaren voorafgaand aan die zijden draperieën nam ze op zorgvuldig geplande en gedoseerde momenten weleens plaats op onze bank, sloeg haar hooggehakte benen met een mengeling van elegantie en efficiency over elkaar en straalde ‘drukdrukdruk’ uit. Ze had deze keer weliswaar naar mijn welzijn geïnformeerd, maar terwijl ik koffieverversing aandroeg en nog nadacht over mijn innerlijk en uiterlijk wel en wee zat ze, de bril op het puntje van haar neus, razendsnel haar schermpje te beduimen. Ik voelde me niet uitgenodigd om haar iets over mijn welzijn toe te vertrouwen. Het ding bliepte nerveus terug en ze verstrakte even.
‘Oh, shit, over een uur een briefing (wat dat ook maar wezen moge) bij het HGK…’ Die afkortingen verzin ik zelf, want bij zo’n leven, aangestuurd door de agenda horen altijd veel afkortingen die ik nooit kan of ook maar wil onthouden. ‘Ik moet snel weg, want ik moet nog een RAGT-rapport lezen over die BGS-taskforce die niet voldoende taakgericht werkt,’ vervolgde ze. Ik voelde me hier volslagen nutteloos. Want ik leef veilig onder een steen, en daar zijn taskforces, taakgerichtheid en briefings streng verboden. Ze slurpte haar nog hete koffie precies langzaam genoeg naar binnen om géén brandwonden te krijgen. Toen stond ze abrupt op en greep haar koffertje. Links en rechts een haastig kusgeluid naast mijn wangen. ‘Jammer, helaas geen tijd. Binnenkort praten we bij. Liefs aan je geliefde!’ Volgens mij was ze haar naam vergeten. Ze tikte op haar stiletto’s snel richting deur.
‘Eh, doeg hè,’ mompelde ik ietwat bedremmeld. ‘Groeten aan eh…’ ‘Richard!’ riep ze in de deuropening. ‘Maar dat is allang weer over, dat was een vergissing. Ik ga gauw-gauw dat rapport lezen, een slimme meid is op haar toekomst voorbereid,’ lachte ze. Ik staarde vrijwel op hetzelfde moment naar de dichte deur, die ergens in de Drie Tijden was dichtgeklapt.
Drie maanden later belde ze op een onwaarschijnlijk uur van de nacht. Ik luisterde, terwijl ik me nog aan de mooie droom probeerde vast te klampen waar haar telefoontje me wreed uit weggerukt had, naar haar rijkelijk met tranen besprenkeld verhaal. Over wat er niet meer ging, wat ze niet meer kon en vooral niet meer wilde. Ze had een burn-out, had haar psychiater gezegd, en die had ervoor gestudeerd. Bijna een jaar verstreek, waarin we haar nauwelijks nog zagen. Ze was onbereikbaar voor bellen en hield haar deur voor onze even bezorgde als vergeefse bezoeken gesloten. Twee keer kregen we een kaartje met een esoterisch aandoende afbeelding in de bus.
‘Ik wil weten wie ik ben,’ stond op de eerste. En op de tweede: ‘We bestaan niet!’ Tsja. Hoe kun je dan ooit aan de weet komen wie je bent, denk ik dan pragmatisch. Toch waren we blij verrast toen ze, zacht tinkelend met haar zilveren sieraden, gehuld in een wolk van wierookachtige geur, espadrilles aan haar voeten, onverwacht weer ons huis betrad. ‘Liefst kruidenthee,’ bestelde ze desgevraagd. Haar stem klonk twee héle noten lager en had een bedachtzaam, fluwelen timbre gekregen. ‘Ik heb ontslag genomen en verkeer niet langer in die zakelijke hel. Voortaan leef ik in het ‘HIER en NU.’
Zoals ik al aangaf: ik heb altijd moeite gehad met die twee uitdrukkingen, die meestal in één adem genoemd worden. Want waar is ‘Hier?’ Bij mij thuis op de bank? En als ze weggaat? Neemt ze ‘HIER’ met zich mee? Of is de grond waarop ze loopt dan ineens ‘HIER’ geworden? Of bedoelt ze de wereld waarin we leven? Het sterrenstelsel waarin de aarde zich bevindt? Het heelal waarin de sterrenstelsels zich bevinden? Nog moeilijker vind ik ‘NU.’ Ik leef in het ‘NU,’ hoor je vaak. Nogmaals: terwijl je het bedenkt is het ‘NU’ al weer voorbij. Betekent dit dat ik dan dood ben, of juist hyperlevend, omdat ik niet in het ‘NU’ kan leven?
U hebt het natuurlijk allang begrepen, lieve lezer. Ik heb onze vriendin het adres van die psychiater gevraagd. Binnenkort ga ik er heen voor de eerste afspraak.
Binnenkort hoor, niet ‘NU.’
Zeshin zegt
Hallo Henk, ik heb een stukje van je tekst iets aangepast.
Nu is een niet-stilstaande continuïteit, dat betekent dat er geen moment kan bestaan dat je kunt aanwijzen als ‘NU’
Henk van Kalken zegt
Het verschil bestaat alleen in ons denkende, analyserende en oordelende brein, Zeshin.