God, de Allerhoogste, vroeg Bayazid wat hij wilde. Hij antwoordde: ‘Ik wil niet-willen.’
Rumi
Hans: Niet willen willen is nog steeds willen.
Ayah: Misschien wilde hij ook niet nietwillen.
Hans: Niet willen nietwillen is nog steeds willen.
Ayah: Wat had hij dan moeten zeggen?
Hans: Moeten zeggen is moeten, of je wil of niet.
Ayah: Volgens mij bedoelt Bayazid dat hij alleen maar wil wat God wil.
Hans: En als God dat niet wil?
Ayah: Verdraaid.
Hans: Willen wat God wil is nog altijd willen.
Ayah: Misschien had hij moeten zeggen, ‘Gods wil is mijn wil.’
Hans: Van de wil in de sloot.
Ayah: Hoezo?
Hans: Wie weet wat God wil?
Ayah: God weet wat God wil.
Hans: Misschien wil God wel wat Bayazid wil.
Ayah: Dan krijgen we kortsluiting.
Hans: Misschien is God wel willoos.
Ayah: Dan heeft Bayazid een probleem.
Hans: Of misschien weet Hij het ook niet.
Ayah: Was God niet alwetend?
Hans: Misschien wíl hij het niet weten.
Ayah: Dan weet hij het nóg.
Hans: Niets kunnen vergeten, wat een lot.
Ayah: Wat denk jij, hebben wij een vrije wil?
Hans: Jij wel, volgens jou.
Ayah: Jij niet, volgens jou?
Hans: Ik zou het echt niet weten.
Ayah: Ervaar jij dan geen keuzevrijheid?
Hans: Soms wel, soms niet…
Ayah: Maar?
Hans: Ervaringen bewijzen niets.
Ayah: Ervaringen bewijzen niets?
Hans: Behalve dat ze zich voordoen.
Ayah: Als we zo gaan beginnen…
Hans: Ben jij weleens duizelig?
Ayah: Soms.
Hans: Wat ervaar je dan?
Ayah: Dat de vloer kantelt. Dat de wereld om me heen draait.
Hans: Bewijst die ervaring dat de wereld om je heen draait of dat de vloer kantelt?
Ayah: Verdraaid.
Hans: Zei de derwisj.
Ayah: Duizeligheid is een illusie.
Hans: Kennelijk is ervaring niet altijd doorslaggevend.
Ayah: De ene ervaring is de andere niet.
Hans: Wat als je duizelig wordt op zee?
Ayah: Verdraaid.
Hans: Zei de derwisj.
Ayah: Dan was het toch geen illusie.
Hans: Waarom niet?
Ayah: Omdat het dek werkelijk draait en kantelt.
Hans: Nu is ervaring weer wel doorslaggevend?
Ayah: De ene ervaring is de andere niet.
Hans: En als er geen deining is?
Ayah: Verdraaid.
Hans: Zei de derwisj.
Ayah: Dan was het toch een illusie.
Hans: Dus ervaring is doorslaggevend, behalve als het een illusie is, tenzij dat ook een illusie is?
Ayah: Klinkt niet erg overtuigend, hè?
Hans: Wat je zegt.
Ayah: Dus ik heb geen eigen wil?
Hans: Dat is de vraag niet.
Ayah: Wat is de vraag wel?
Hans: Of jij de baas bent over je wil.
Ayah: Hoe stel je zoiets vast?
Hans: Makkie.
Ayah: Filosofen en wetenschappers zijn er anders nog steeds niet uit.
Hans: Daar zijn het filosofen en wetenschappers voor.
Ayah: Wat stel je voor?
Hans: Gewoon even kijken of je van wil kunt veranderen.
Ayah: Hoe bedoel je?
Hans: Probeer maar eens iets anders te willen dan je nu wil.
Ayah: Hè?
Hans: Probeer maar eens iets niet meer te willen dat je nu wel wil of iets wel te willen dat je nu niet wil.
Ayah: Ik weet niet of ik dat wel wil.
Hans: Daar heb je het al.
Ayah: Ik wil over de wil praten. Ik wil de wil begrijpen. Dat is wat ik wil.
Hans: Probeer het dan maar eens niet te willen.
Ayah: Maar dat wil ik niet!
Hans: Ik was er al bang voor.
Ayah: Nu begin ik toch te twijfelen of die wil wel helemaal van mij is.
Hans: En of hij wel zo vrij is.
Ayah: Als mijn wil niet van mij is, van wie is hij dan wel?
Hans: Is hij wel van iemand?
Ayah: Wat is een wil die van niemand is?
Hans: Is het dan wel een wil?
Ayah: Ben ik dan wel ik?
Hans: En was je ooit wel jij?
Ayah: Ik bedoel, wat is iemand die niet vrij over zijn wil kan beschikken?
Hans: God mag het weten.
Geloof jij in de vrije wil?
Is dat jouw keus of overkomt het je?
Kun je er ook niet in geloven?
Geloof jij alles wat je ervaart?
Is dat jouw keus of overkomt het je?
Heb je ervaringen waar je vroeger heilig in geloofde en nu niet meer?
Is dat jouw keus of overkwam het je?
Heb je ervaringen waar je nu heilig in gelooft en vroeger niet?
Is dat jouw keus of overkwam het je?
Is er iets waar je graag in zou geloven?
Is dat jouw keus of overkomt het je?
Wat zou volgens jou beter voor je zijn: dat je er eindelijk in kon geloven of dat je er eindelijk niet meer in wilde geloven?
Kun jij ervoor kiezen ergens wel of niet in te geloven?