De kaars is er niet om zichzelf te verlichten.
Nawab Jan-Fishan Khan
Hans: Probeer het maar eens te voorkomen.
Ayah: Dat een kaars zichzelf verlicht?
Hans: Iedere lichtbron verlicht zichzelf.
Ayah: Mij lijkt dit een soefiverwijzing naar de bodhisattvagedachte van het mahayanaboeddhisme.
Hans: Goedendag.
Ayah: Wat?
Hans: Zijn de lettergrepen in de uitverkoop?
Ayah: De kaars is er om zijn omgeving te verlichten, bedoel ik.
Hans: Probeer het maar eens te voorkomen.
Ayah: Dat een kaars zijn omgeving verlicht?
Hans: Iedere lichtbron verlicht zijn omgeving.
Ayah: We moeten…
Hans: Jij misschien.
Ayah: Niet alleen onszelf bevrijden…
Hans: Zie eerst maar eens jezelf te vinden.
Ayah: Maar we moeten…
Hans: Jij misschien.
Ayah: Alle levende wezens bevrijden.
Hans: Een kaars is geen zon.
Ayah: Maar hij verlicht wel zijn omgeving.
Hans: Wat heet, je kunt er amper bij lezen.
Ayah: Wat zou jij tegen Nawab Jan-Fishan Khan willen zeggen?
Hans: Jezus Jan, hoe kom je aan die naam?
Ayah: Maar serieus.
Hans: Een kaars is een kaars, hij brandt omdat hij brandt.
Ayah: Niet om zijn omgeving te verlichten?
Hans: Dat is alleen maar een bijverschijnsel.
Ayah: Niet om zichzelf te verlichten?
Hans: Een kaars kent geen waarom.
Ayah: En jij bent zo’n kaars.
Hans: En ik was zo’n mot.
Ben jij voor je gevoel een zon of een kaars?
Ben jij voor je gevoel een kaars of een mot?
Ben jij er voor je gevoel om je omgeving te verlichten of om jezelf te verlichten?
Denk jij dat alle levende wezens zich gevangen voelen?
Denk jij dat alle levende wezens erop zitten te wachten door jou bevrijd te worden?
Denk jij dat er levende wezens zijn die erop zitten te wachten van jou bevrijd te worden?