Geïnspireerd door hoofdstuk 55 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Wie overvloed aan Tja heeft
lijkt op een pasgeboren kindje.
Het kleintje wordt gestoken
en het weet niet waardoor.
Wilde beesten bespringen het
en het weet niet waarvandaan.
Roofvogels pikken het
en het weet niet waarmee.
Zijn botjes geven al steun
maar het weet niet waaraan.
Zijn knuistjes grijpen stevig
maar het weet niet waarnaar.
Zijn oogjes zien beelden
maar het weet niet waarvan.
Zijn plasser wordt stijf
maar het weet niet waartoe.
Het brabbelt maar door
maar het weet niet waarover.
Het gaapt en het slaapt
maar het weet niet waarom.
Het huilt en het schreeuwt
en het weet niet om wie en
het weet niet waarmee en
het weet niet waarvoor.
Maar dan komt de borst
en de melk vloeit
vanzelf.