In de Nieuwe Kerk Amsterdam is van 16 september 2018 tot 3 februari 2019 de tentoonstelling Het leven van Boeddha, de weg naar nu te bewonderen Een schat aan millennia-oude objecten en hedendaagse kunst wisselen elkaar af. Diverse boeddhisten, onder wie Erica Terpstra, zijn uitgenodigd om inhoud te geven aan de tentoonstelling. Vandaag sprak Michael Ritman, voorzitter van de Boeddhistische Unie Nederland, over de betekenis van het boeddhisme in zijn en andermans leven.
‘Ik sta hier vandaag voor een publiek dat geïnteresseerd is in het boeddhisme, en er graag meer over wil weten. Ik heb mezelf de vraag gesteld hoe het is, om daar aan jullie kant te zitten en wat ik zou willen weten, wat ik zou willen vragen.
Nog niet zo lang geleden zat ik daar ook, aan jullie kant en wist ik nog weinig of niets over het boeddhisme. Tot 2004, veertien jaar geleden, had ik mij er totaal niet mee bezig gehouden. Ik had wel een beeld van het boeddhisme, en ideeën over het boeddhisme, dat hebben jullie ook. Maar die waren niet gestoeld op eigen kennis, eigen ervaring. Ik had wel een positief beeld van het boeddhisme. Vanaf het eerste Boeddhabeeld, dat ik van mijn ouders kreeg, tot aan alle Boeddhabeelden die je tegenwoordig overal tegenkomt, in veel interieurs, bij mensen thuis. Tot aan de prachtige museumstukken die het hart van deze tentoonstelling over het leven van de Boeddha vormen.
Ik wil jullie vandaag iets vertellen over het boeddhisme in Nederland, over de verscheidenheid in tradities, over de verspreiding van het boeddhisme en de rol van vertalers, en ik wil jullie vertellen over het leven van de Boeddha. Want dat is een inspirerend en tijdloos verhaal, dat niet vaak genoeg verteld kan worden.
We kennen allemaal de beelden van de vriendelijke, lachende, kalme en serene monniken, uit Tibet, uit Thailand, uit andere Aziatische landen, in gele, bruine of oranje gewaden.
We kennen de Dalai Lama, die de Nobelprijs voor de vrede kreeg in 1989. En die als eregast de opening verrichtte van deze tentoonstelling.
We kennen ook andere boeddhistische leraren, zoals de Vietnamese Zenmonnik Thich Nhat Hanh, die al in 1967 genomineerd werd voor diezelfde Nobelprijs door Martin Luther King.
Beiden zijn uit hun land verdreven en als banneling naar het Westen gekomen. Beiden zijn voorvechter van geweldloos verzet tegen wrede overheersers. En beiden zijn daarbij een voorbeeld voor ons allen.
Tegenwoordig is er ook kritiek op het boeddhisme. Over het boeddhisme als staatsreligie in landen waar democratie ver te zoeken is. Waar beschuldigingen van corruptie, zelfverrijking en machtsmisbruik aan de orde van de dag zijn. Over de niets en niemand ontziende vervolging van de moslimminderheid in het boeddhistische land Myanmar.
Over beschuldigingen van seksueel misbruik, gepleegd door vooraanstaande boeddhistische leraren. De afgelopen jaren stapelen de schandalen zich op. Typ maar eens ‘buddhist scandal’ in op Google, en de schrik slaat je om het hart.
Misschien is het dan toch niet zo heilig het boeddhisme, misschien toch niet zo vreedzaam, misschien toch niet zo vrij van de negatieve aspecten van geïnstitutionaliseerde religie. Dat nuanceert het beeld dat we hebben van het boeddhisme.
Het voordeel daarvan is dat we een evenwichtiger beeld krijgen, een meer realistisch beeld. Net als bij andere religies gaat het in het boeddhisme in feite niet om organisaties en leiders, maar om mensen, en om de manier waarop mensen hun diepste overtuiging toepassen in hun eigen leven, de manier waarop zij die verinnerlijken en realiseren, en pas daarna om de manier waarop zij die overtuiging uitdragen.
Maar wat verklaart dan toch de grote aantrekkingskracht van het boeddhisme in het Westen, en in Nederland? Het boeddhisme is geen grote religie. Wereldwijd telt het boeddhisme een kleine 500 miljoen aanhangers. Dat is zo’n 7 procent van de wereldbevolking. In Nederland telt het boeddhisme zo’n 55.000 aanhangers. Een kleine 40.000 is daarbij oorspronkelijk afkomstig uit Aziatische landen.
Maar de aantrekkingskracht van het boeddhisme is veel groter. De onderzoeksafdeling van de NPO heeft in 2009 in opdracht van de toenmalige Boeddhistische Omroep Stichting (BOS) een onderzoek verricht, naar de affiniteit van Nederlanders met het boeddhisme. Volgens dit rapport ontlenen circa 350.000 Nederlanders in de eerste plaats inspiratie en richting aan het boeddhisme. Nog veel meer Nederlanders zijn gewoon geïnteresseerd in, en nieuwsgierig naar het boeddhisme. Er is dan ook enorm veel aanbod op het gebied van het boeddhisme. Wie op bol.com ‘boeddhisme’ intoetst vindt direct 895 titels. En als je ‘Buddhism’ intypt, op zijn Engels, vind je 11.500 titels. Deze tentoonstelling in De Nieuwe Kerk heeft in 2 maanden tijd al 45.000 bezoekers getrokken.
Er is ook veel aanbod in Nederland, bij boeddhistische centra, van allerlei cursussen en trainingen in de beoefening van meditatie. Ik ben hier vandaag uitgenodigd omdat ik de voorzitter ben van de BUN, de Boeddhistische Unie Nederland. Dat ben ik nu ruim vier jaar. En in die periode heb ik kennis gemaakt met de verscheidenheid van het boeddhisme zoals dat in Nederland te vinden.
De BUN is de vriendschapsvereniging van boeddhistische organisaties in Nederland. We hebben tegenwoordig 45 leden, door heel het land. En deze leden hebben een tempel, of een boeddhistisch centrum, of meerdere centra. Of ze organiseren retraites op gastlocaties. En bij al onze leden kun je kennis maken met het boeddhisme, je verdiepen in het boeddhisme, je erin onderdompelen.
Het is een groot goed dat dit in het Westen mogelijk is, dat het in Nederland mogelijk is. Dat er vrijheid is. Dat er vrijheid van religie en denken is. Dat verschillende religieuze tradities elkaar kunnen ontmoeten, dat wetenschap, kunst en religie elkaar kunnen ontmoeten. Zoals het geval is bij deze tentoonstelling.
Onze leden vertegenwoordigen 33 verschillende boeddhistische tradities, uit 10 Aziatische landen afkomstig. In al die landen hebben die tradities zich los van elkaar verder ontwikkeld, eeuwenlang, vaak in volkomen isolatie ten opzichte van elkaar. Maar in het Westen komen die tradities elkaar weer tegen. Dat is wat het boeddhisme in het Westen zo bijzonder maakt. Ik heb gezien dat die onderlinge ontmoeting tot verwarring en misverstanden kan leiden, maar ook tot wederzijds begrip, tot respect, en tot verdieping. Bij al die verschillende tradities vind ik dezelfde bevlogenheid terug, dezelfde inspiratie, dezelfde wens om het boeddhisme in het Westen te laten wortelen, dezelfde motivatie om de wijsheid van de Boeddha beschikbaar te maken voor de mensen van onze tijd.
Maar bij al die verscheidenheid is het ook goed om te weten dat alle tradities dezelfde oorsprong hebben, dat in alle tradities de woorden van de Boeddha centraal staan. En in alle tradities wordt het verhaal van zijn leven verteld.
De geschiedenis van het boeddhisme laat zien dat het zich in ieder land heeft aangepast aan de cultuur van het land. In India was het boeddhisme anders dan in Tibet, of in China, of in Korea, Vietnam en Japan. En daar was het boeddhisme weer anders dan in Sri Lanka, Thailand, Myanmar of Cambodja. En in ieder land is het boeddhisme opnieuw vertaald in de taal van het land. De grote meesters uit het verleden waren vaak vertalers. Een groot gedeelte van hun leven besteedden ze aan de vertaling van de woorden van de Boeddha.
Om een voorbeeld te geven: een van de bepalende figuren voor het boeddhisme in China was de monnik Xuanzang. Hij maakte in de zevende eeuw een beroemd geworden reis van China, door heel Azië, naar India en weer terug. De reis duurde zeventien jaar en hij moest veel ontberingen doorstaan. Bij zijn terugkeer had hij 657 boeddhistische geschriften bij zich in het Sanskriet, een van de klassieke talen van het oude India. Met toestemming van de Chinese keizer stichtte hij een vertaalschool en de rest van zijn leven besteedde hij aan de vertaling in het Chinees van deze teksten.
De oudste geschriften van het boeddhisme zijn overgeleverd in verschillende oorspronkelijke talen. De belangrijkste talen zijn daarbij naast het Sanskriet het Pali, maar ook het Chinees en het Tibetaans. In de verspreiding van het boeddhisme in het Westen spelen vertalers een belangrijke rol. Het Engels is daarmee een moderne Dharma-taal geworden. Veel mensen maken tegenwoordig kennis met het boeddhisme door erover te lezen, in alle wereldtalen. Ook in het Nederlands is er een ontzagwekkende hoeveelheid aan boeken over het boeddhisme verschenen.
Een mooi voorbeeld van dit proces van vertaling is de totstandkoming vorig jaar van de ‘Common Buddhist Text’. Dit is een project van de ‘International Council for the Day of Vesak of the United Nations’. Deze organisatie werd opgericht nadat de Verenigde Naties in 1999 de geboortedag van de Boeddha, Vesak, hebben erkend als officiële feestdag. Het boeddhisme is trouwens heel efficiënt in zijn feestdagen want er wordt gezegd dat de geboorte van de Boeddha, zijn verlichting en zijn overlijden allemaal op dezelfde dag vielen.
Het project van de ‘Common Buddhist Tekst’ begon in 2010 en werd afgerond in 2017. Het had tot doel de belangrijkste teksten uit de verschillende boeddhistische tradities bij elkaar te brengen in één uitgave. Het uitgangspunt daarbij was dat voor de vertaling gebruik gemaakt zou worden van de oudste bronnen. Dus iedere tekst is opnieuw vertaald in het Engels vanuit de oorspronkelijke brontaal. Een schare wetenschappers uit verschillende landen heeft samengewerkt om de vertaling van boeddhistische termen en begrippen op elkaar af te stemmen. Daarbij zijn niet alleen verschillen in betekenis overbrugd, maar het heeft ook geleid tot een verdieping en verbetering van het begrip van de oorspronkelijke teksten. Het doel is dat deze uitgave uiteindelijk beschikbaar zal komen in de officiële talen van de Verenigde Naties, in de talen van alle boeddhistische landen, en in de talen van de landen in het Westen, waaronder Nederland.
Het mooie van deze tijd is dat het boeddhisme weer opnieuw vertaald moet worden. En het mooie is dat daarvoor teruggegrepen kan worden op al die eerdere vertalingen. En dat al die eerdere vertalingen bestudeerd kunnen worden en met elkaar vergeleken. Het kenmerkende van het boeddhisme is daarbij, dat het zichzelf altijd weer vernieuwd heeft, zichzelf altijd opnieuw heeft uitgevonden. En nu de Boeddha na al die eeuwen naar het Westen is gekomen, wordt het weer opnieuw uitgevonden. Deze tentoonstelling markeert het feit dat Boeddha naar Nederland is gekomen. En nu Boeddha in Nederland is kunnen we zijn woorden opnieuw bestuderen, ze ons eigen maken, en vertalen naar onze tijd.
Deze tentoonstelling heet: Het leven van de Boeddha. Het gaat dan ook niet om zijn leer, om zijn theorie en alle commentaren die daarover zijn geschreven, maar om het verhaal van zijn leven. En dat is een prachtig verhaal.
Het leven van de Boeddha vertelt een verhaal dat je moeiteloos kunt vertalen van het oude India naar onze tijd en onze omgeving. Traditioneel wordt het verteld aan de hand van de vier belangrijkste periodes in zijn leven: zijn geboorte en jeugd, zijn zoektocht naar verlichting, de periode dat hij les gaf, en het einde van zijn leven en zijn overlijden. Deze vier periodes uit het leven van de Boeddha zijn prachtig vastgelegd in vier beeldhouwwerken die te vinden zijn in de tuin van de Vietnamese Van Hanh Pagode in Almere. In de tuin staan vier enorme rotsblokken, van verschillende soorten gesteente. Dat kun je zien omdat deze rotsblokken aan één kant zijn opengehakt, waardoor de kleur van het gesteente binnenin zichtbaar wordt. En in dat gesteente is iedere keer een afbeelding uit het leven van Boeddha gebeiteld. Ik zal het levensverhaal van de Boeddha aan de hand van deze vier beeldhouwwerken vertellen. Daarbij zal ik iedere keer proberen uit te leggen wat de betekenis van het verhaal is, als je het vertaalt naar onze tijd.
De Boeddha leefde in het oude India, in de vijfde eeuw voor Christus. Hij werd geboren als prins Siddhatta Gotama. Hij was een tijdgenoot, of bijna-tijdgenoot van de Griekse filosofen, zoals Socrates en Plato, van de Chinese wijsgeren: Confucius en Lao-Tse, en van de Joodse profeten uit het Oude Testament. De naam Boeddha kreeg hij pas nadat hij verlichting bereikt had. Letterlijk betekent Boeddha: de ontwaakte. Waaruit was de Boeddha ontwaakt? Uit onwetendheid. Waarvan was hij dan onwetend? Van hoe de dingen werkelijk zijn. En hoe ontwaakte hij uit die onwetendheid? Door zijn eigen geest te onderzoeken, niet zomaar te onderzoeken, maar diepgaander dan iemand voor hem ooit gedaan had.
De Boeddha werd geboren als prins Gotama in een koninklijk paleis. In materiele zin ontbrak het hem aan niets. Er was rijkdom en weelde in overvloed. Er was heerlijk eten en drinken. Er was afleiding en vertier. Hij was een atleet en blonk overal in uit. Zijn carrière stond voorop, hij moest koning worden, en macht en nog meer rijkdom nastreven. Maar toch knaagde er iets, er ontbrak iets, dus ging hij op onderzoek uit. Al gauw kwam hij erachter dat er buiten de beschermde wereld van het paleis van alles aan de hand was. Mensen leden armoede, mensen werden ziek, mensen gingen dood. Kortom, er was lijden.
Ook in onze tijd realiseren we ons eigenlijk te weinig hoeveel lijden er is, buiten ons beschermde wereldje, buiten de grenzen van Europa. We zien het wel, maar hoeveel dringt er werkelijk tot ons door? Hoeveel honger en armoede is er wel niet in de wereld, hoeveel uitbuiting en onderdrukking, hoeveel ziekte en lijden, hoeveel oorlog en geweld, hoeveel onzekerheid en angst voor de toekomst? Gotama kwam tot het besluit alles achter zich te laten en zijn leven te wijden aan de zoektocht naar verlichting, om een einde te maken aan al het lijden.
De Britse auteur Karen Armstrong schreef een boek over het leven van de Boeddha. Uit de vertaling van Jan Braks lees ik voor hoe zij dit moment uit zijn leven beschrijft:
“Het is altijd verleidelijk om te proberen het lijden buiten te sluiten dat onontkoombaar deel uitmaakt van het menselijk bestaan, maar wanneer dat lijden eenmaal door de barricades is gebroken die we ertegen hebben opgericht, zien we de wereld voortaan met andere ogen. […]
“Gotama had de aanblik van lijden, dukkha, zijn leven laten binnendringen, waarna zijn wereld aan diggelen lag. Hij had het harde pantser stukgeslagen waarmee velen van ons zich wapenen om leed en ellende op afstand te houden. Maar toen hij eenmaal het lijden had toegelaten, kon hij zijn zoektocht beginnen.”[1]
In India waren er in die tijd veel rondreizende monniken die van de ene plaats naar de andere reisden, om er een goeroe of leraar te zoeken die hen kon helpen verlichting te bereiken. Gotama nam hen als voorbeeld. Hij schoor zijn hoofd kaal, verruilde zijn kleren voor een monnikspij en hij ging op weg. Er waren in zijn tijd al verschillende gemeenschappen en verschillende scholen ontstaan en hij ging op zoek naar de leraar die hem het meeste kon leren. In de verhalen wordt beschreven dat hij een aantal vooraanstaande leraren ontmoette, dat hij er alles leerde wat er te leren viel, dat hij zelfs meer vooruitgang boekte dan zijn leraren, en een aantal malen het leraarschap kreeg aangeboden. Maar iedere keer weer kwam hij tot de conclusie dat hij nog geen verlossing had bereikt, en dat hij weer verder moest zoeken. In zijn zoektocht maakte hij kennis met yoga, dat allerlei vormen, beoefeningen en tradities kent. Zoals Karen Armstrong schrijft: “Yoga speelde uiteindelijk een cruciale rol in Gotama’s verlichting en hij zou de traditionele methodes ervan aanpassen om zijn eigen leer te ontwikkelen, zijn eigen Dhamma.”[2]
Vertaald naar onze tijd is de boodschap van dit verhaal dat je allerlei methodes kunt onderzoeken, en je je allerlei beoefeningen eigen kunt maken, en dat je ook een methode nodig hebt. Tegenwoordig zijn er veel mogelijkheden om yoga te beoefenen, mindfulness te leren, en te leren mediteren bij een boeddhistische leraar. Daar kun je heel veel baat bij hebben, maar het is niet waar het uiteindelijk om gaat. Het gaat niet om een leraar, het gaat niet om zijn methodes, het gaat niet om zijn gemeenschap of zijn organisatie. Het gaat erom wat je ervan leert. De Boeddha omschreef zijn Dhamma als een vlot dat je nodig hebt om de rivier over te steken, maar dat je achter je moet laten op het moment dat je aan de overkant bent.
De laatste mogelijkheid die Gotama onderzocht, nadat yoga hem geen verlossing had gebracht, was de beoefening van ascese, in de vorm van versterving. Het idee hierachter was dat al het lijden veroorzaakt werd door begeerte, en de enige manier om hiervan af te komen was het afzweren van alles wat begeerte opwekt. Ook hierin ging hij heel ver. Karen Armstrong schrijft: “In deze periode ging Gotama naakt door het leven of gekleed in een gewaad van ruwe hennep. Hij sliep ’s winters wanneer de nachten ijskoud waren buiten in de open lucht, legde zich neer op een spijkerbed en voedde zich zelfs met zijn eigen urine en uitwerpselen. […]
“Uiteindelijk moest Gotama het feit onder ogen zien dat ascetisme net zo nutteloos was als yoga. Het enige wat hij had bereikt na deze heroïsche aanval op zijn egocentrisme was een uitstekende ribbenkast en een gevaarlijk verzwakt lichaam. Hij had gemakkelijk dood kunnen gaan zonder de vrede van het Nibbāna te hebben bereikt.” [3]
Maar Gotama gaf het niet op, hij was ervan overtuigd dat verlichting mogelijk was en dat er een derde weg mogelijk was, een middenweg. Een middenweg tussen de extremen van de jacht op geluk enerzijds en zelfkastijding anderzijds. Vanaf nu richtte hij zich op het vinden van die middenweg.
Hij herinnerde zich een moment uit zijn jeugd dat hem altijd bijgebleven was. In de woorden van Karen Armstrong:
“Koning Suddhodana had zijn zoontje achtergelaten aan de zorg van kindermeisjes in de schaduw van een appelboom terwijl hij aan het werk ging.”
“In een bepaalde versie van dit verhaal wordt ons verteld dat hij, toen hij naar het veld keek dat werd geploegd, jong gras zag dat was stukgereten en dat de insecten en de eieren die ze op deze sprieten hadden verlegd waren vernietigd.
De kleine jongen staarde naar de slachting en voelde een vreemd verdriet, alsof de gedode insecten verwanten van hem waren. Maar het was een mooie dag en er welde in zijn hart spontaan een gevoel van pure vreugde en geluk op. We hebben allemaal wel eens zo’n moment meegemaakt, dat zich onverwacht en zonder dat we eropuit zijn aandient.”
Het kind was buiten zichzelf getreden door een gevoel van spontaan medelijden, toen hij de pijn van levende wezens waar hij geen enkele band mee had liet doordringen in zijn hart. Deze opwelling van onzelfzuchtige empathie schonk hem een moment van spirituele bevrijding.”
Gotama besloot de herinnering aan deze ervaring als beginpunt te nemen bij een nieuwe en ultieme poging in zijn zoektocht.
Vaak wordt afgebeeld hoe hij vlak voor hij verlichting bereikt met zijn hand de aarde aanraakt. Dit is een bijzonder gebaar en vol betekenis. Meditatie doe je in afzondering, in retraite, helemaal alleen. Maar het krijgt pas betekenis als je verbinding maakt met de aarde, en alles wat erop leeft.
Die verbondenheid voelt de Boeddha vlak voor hij verlichting bereikt.
Karen Armstrong schrijft[4]:
“Er is een diepe verbondenheid tussen de aarde en de zelfloze mens.”
“De man of vrouw die verlichting zoekt is in harmonie met de fundamentele structuur van het universum.”
In traditionele teksten wordt beschreven hoe Gotama aan het eind van zijn zoektocht uiteindelijk verlichting bereikte. Hij ging in meditatie zitten onder de Bodhiboom en bereikte verlichting. Dit moment is in traditionele boeddhistische kunstvormen ontelbare malen afgebeeld.
Een van de mooiste beschrijvingen van de verlichting van de Boeddha is van Thich Nhat Hanh[5]:
“Gotama had het gevoel alsof een gevangenis waarin hij duizenden levens lang opgesloten had gezeten nu was opengebroken. Onwetendheid was de cipier geweest. Door onwetendheid was zijn geest verduisterd, net zoals de maan en de sterren door de onweerswolken aan het zicht waren onttrokken. Beneveld door eindeloze golven van misleidende gedachten, had het bewustzijn ten onrechte de werkelijkheid opgedeeld in subject en object, zelf en anderen, bestaan en niet-bestaan, geboorte en dood. Uit deze indelingen ontstonden verkeerde zienswijzen, de gevangenissen van gevoelens, begeerte, grijpen en worden. Het lijden van geboorte, ouderdom, ziekte en dood maakte de gevangenismuren alleen maar dikker. Het enige wat je te doen stond was de cipier grijpen, zodat je zijn ware gezicht kon zien. Die cipier was onwetendheid. En de middelen om onwetendheid te overwinnen vormden samen het Edele Achtvoudige Pad. Als de cipier eenmaal weg was, zou de gevangenis verdwijnen, om nooit meer herbouwd te worden.”
“Hij wist dat hij de Grote Weg gevonden had. Hij had zijn doel bereikt en nu voelde hij in zijn hart volmaakte vrede en rust.”
“Hij beloofde een manier te vinden om zijn ontdekking te delen, om alle anderen te helpen zichzelf van het lijden te bevrijden. Uit zijn diepe inzicht kwam een diepe liefde voor alle wezens op.”
Hier zie je de Boeddha bij het uitspreken van zijn eerste leerrede. De derde periode uit het leven van de Boeddha besteedde hij aan het uitdragen van zijn Dhamma. Hierover gaan de meeste teksten die zijn overgeleverd. Hij heeft gedurende 45 jaar les gegeven, tot zijn overlijden. Het gaat te ver om hier nu diep op zijn leer in te gaan, en bovendien kun je daarvoor beter naar een echte boeddhistische leraar gaan.
Maar misschien leeft bij jullie toch de vraag: waar gaat het boeddhisme nu eigenlijk over? Wat is de essentie? De Dalai Lama heeft weleens gezegd: “Mijn religie is heel eenvoudig, mijn religie is vriendelijkheid.” Maar misschien is dat te makkelijk. We weten dat de Dalai Lama een zeer traditionele, Tibetaanse academische opleiding heeft gehad, die tientallen jaren in beslag nam. Dus er valt waarschijnlijk wel iets meer over te zeggen. Ik heb zelf eens een congres van de Dalai Lama bijgewoond waarin vier dagen gesproken werd over één hoofdstuk uit een beroemd boek van een vooraanstaande Indiase meester uit de zevende eeuw. Dat was “De weg van de bodhisattva”, van Shantideva.
De Boeddha zelf heeft zijn onderricht op de volgende manier samengevat[6]:
- Geen kwaad doen
- Het goede doen
- Je eigen geest transformeren
- Dit is het onderricht van alle boeddha’s
De eerste twee regels vinden we in alle religies terug. Sterker nog, ook mensen die geen religie volgen, zullen zich in deze regels herkennen. Het bijzondere van het boeddhisme is de derde regel. De verlossing komt niet vanbuiten. Je moet het zelf doen. Je moet zelf je eigen geest onderzoeken, ermee vertrouwd raken, je eigen geest transformeren. Je krijgt wel hulp, en je hebt die hulp ook nodig, maar je moet het zelf doen.
Misschien is dit wel de verklaring van de enorme aantrekkingskracht van het boeddhisme in het Westen. In de jaren zestig van de vorige eeuw wilden mensen zich bevrijden van de ketenen van de geïnstitutionaliseerde religie en van een maatschappij die als verstikkend werd ervaren. Dat was ook de tijd dat jonge mensen gingen reizen, bijvoorbeeld naar India, naar Thailand of naar Japan. En dat was de tijd dat de eerste boeddhistische leraren uit Azië naar het Westen reisden, en zich daar steeds vaker vestigden.
Mensen zochten bevrijding, wilden hun eigen verantwoording nemen, hun eigen leven leiden. Ze waren op zoek naar wijsheid, niet de wijsheid van de eigen religie, de eigen cultuur, en de eigen maatschappij. Maar de wijsheid die vrijelijk en overvloedig gegeven werd, zonder betutteling, zonder hel en verdoemenis, de wijsheid die je hielp je eigen diepere waarheid te vinden.
Een belangrijk aspect hiervan is dat het geluk in jezelf te vinden is. Je geluk is niet afhankelijk van materieel bezit, en al helemaal niet van het najagen ervan. Je geluk is afhankelijk van je staat van geest, en daar kun je zelf aan werken. Mensen die zich verdiepen in het boeddhisme, zijn vaak mensen die iets meemaken wat hun leven verandert. Ze lopen tegen hun grenzen aan bij de jacht op materiele welvaart, of krijgen te maken met ziekte of verlies. Onze tijd kenmerkt zich door materialisme, consumentisme en individualisme. Mensen lopen daarop stuk, en gaan op zoek naar antwoorden op hun vragen.
Het vierde en laatste moment van het levensverhaal van de Boeddha is zijn overlijden. Op zijn sterfbed had hij nog een laatste boodschap voor een van zijn oudste en trouwste leerlingen. Dat was Ananda. Ananda was heel belangrijk, want hij had een fotografisch geheugen en hij kende alle preken van de Boeddha die hij in zijn leven had gegeven uit zijn hoofd. En hij heeft ze later doorgegeven aan andere monniken die ze ook weer uit hun hoofd leerden. De woorden van de Boeddha zijn uiteindelijk pas honderden jaren na zijn overlijden op papier gezet.
Maar er was nog iets bijzonders aan Ananda, als een van de weinige monniken die de Boeddha volgden, had hij nog altijd geen verlichting bereikt, en daarover maakte hij zich grote zorgen, zeker nu de Boeddha op sterven lag. De Boeddha sprak tot Ananda: “Jij denkt nu misschien, Ananda: Het woord van de leraar is iets van het verleden; we hebben nu geen leraar meer. Maar dat zie je dan verkeerd. Laat de Dhamma en de methode die ik je onderwezen heb je leraar zijn wanneer ik ben heengegaan.” Hij had zijn volgelingen steeds voorgehouden dat ze niet naar hem moesten kijken maar naar de Dhamma; hijzelf was nooit belangrijk geweest. Deze woorden van de Boeddha zijn ook tot ons gericht. We zijn allemaal Ananda. We hebben allemaal nog geen verlichting bereikt. En de Boeddha is er niet meer. Maar we hebben wel de beschikking over de woorden van de Boeddha, over zijn methodes, over zijn Dhamma.
De laatste zin die de Boeddha uitsprak was gericht aan alle mensen die zich om hem heen verzameld hadden, en was een aansporing. Een aansporing om je te realiseren dat alles in het leven vergankelijk is. Een aansporing om dit besef om te zetten in de motivatie om jezelf én alle wezens te bevrijden van lijden. Die aansporing wil ik jullie vandaag ter afsluiting meegeven:
“Alles wat een vorm aanneemt, zal ook weer vergaan. Streef er met toewijding naar om bevrijding te bereiken.[7] [8]”
[1] Karen Armstrong, Boeddha, 73
[2] Karen Armstrong, Boeddha, 90
[3] Karen Armstrong, Boeddha, 107
[4] Karen Armstrong, Boeddha, 140
[5] Thich Nhat Hanh, In de voetsporen van de Boeddha,102
[6] Karen Armstrong, Boeddha, 215
[7] Karen Armstrong, Boeddha, 250: ‘Alle individuele dingen vergaan, blijf toegewijd zoeken naar je verlossing.’
[8] Thich Nhat Hanh, In de voetsporen van de Boeddha, 479: ‘Dhamma’s zijn vergankelijk. Als er geboorte is, is er dood. Wijs ijverig in jullie inspanningen om Bevrijding te bereiken.’
Moniek Nooren zegt
Beste Michael,
een heel mooie voordracht in alle opzichten. Mijn respect voor jouw verhaal nam bij het lezen almaar toe. Mijn dank en veel waardering voor je inzet voor boeddhisten in Nederland,
Moniek