Ik zit aan een lange tafel met andere studenten geïnteresseerden en luister naar een filosofische verhandeling over Adorno en schoonheid. Adorno is een van de oprichters van de Frankfurter Schule en ik had daar graag iets met u over willen delen als de poes dat niet verhinderde. Dus deze column gaat over het contact tussen een poes en mijn niet van zichzelf bestaande mij.
De poes loopt door de ruimte en keurt niemand van de aanwezigen een blik waardig. Het is haar ruimte, de anderen zijn indringers. Ik had het niet moeten doen maar toen poes mij passeerde liet ik de linkerarm zakken en gaf poes de hand een kopje. Het contact was geboren. Poes sprong even later op een niet bezette stoel rechts naast me en terwijl de docent vertelt over Adorno, Marx en de meervoudig moordenaar Breivik kijkt ze me nu aan en gaat koppies geven. Via de mouw van het colbert klimt ze omhoog en zoekt een plekje op mijn linkerschouder om via mijn hoofd- ik heb gelukkig nog een volle bos met haar, zich in mijn nek te posteren. Ik hoor haar zachte gespin en richt mijn aandacht weer op de docent die intussen bij het Forum voor Democratie is beland.
De studenten luisteren aandachtig tot een van hen de poes half op mijn hoofd ziet hangen. ‘Gebeurt dat hier vaker’, informeert ze. Na een kwartier zakt poes weer naar de stoel af en valt daar in diepe spinloze slaap.
De arbeiders worden via de docent en Marx en de VARA verheffend en ik hef bijna de arm om dat kracht bij te zetten en ‘ontwaakt’ te zingen. Net op tijd besef ik de setting van de bijeenkomst.
Moedig voorwaarts!