Er klonken metaalachtige geluiden vanaf de parking aan de overkant. Ik dacht eerst dat zich weer een verwarde man had postgevat, zoals die van een paar maanden geleden, en dat ladders werden uitgeschoven om de man te redden. Ik vervolgde mijn werk maar werd toch nieuwsgierig. Ik keek opnieuw en zag dat een stellage met een bak erop naar de zesde etage van het gebouw tegenover me reikte. Arbeiders bedienden het geval. Ik zag een transportlift van een verhuisbedrijf en somberheid overviel me.
Weer iemand die verkast dacht ik. Ik voelde me in de steek gelaten, al kende ik de persoon van hiertegenover niet. Ik hou niet van afscheid nemen, er vallen gaten in mijn sociale omgeving. En ik moet maar afwachten of die en door wie worden opgevuld. Afscheid nemen maakt triest. Vorige week verkeerde ik in een klein gezelschap met alleen maar mannen. We spraken over onze verbroken en al brekende relaties met onze partners van wie wij ooit veel hielden. Bijna allemaal knoopten we weer een nieuwe relatie aan met een nieuw lief. Maar de toonzetting was niet erg opgewekt.
Ik keek naar de transportlift die op en neer ging. Ineens dacht ik: misschien is het geen gewone verhuizing, is de eigenaar van al die goederen gewoon dood en wordt daardoor de woning ontruimd. De rust in mijn geest keerde weer. Dood is ook verhuizen.
Moedig voorwaarts!
Melané Fahner-Botha zegt
Oh ja: dood is niet-vrijwillig, dus aanvaardbaar. Het is dat vrijwillig in de steek laten waar je zo triest van wordt, toch?