Wie meer wil weten over het leven van de Boeddha, in de verbeelding door kunstenaars, kan in het najaar en begin 2019 terecht in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De Nieuwe Kerk is met gemiddeld 250.000 bezoekers per jaar een van de best bezochte tentoonstellingslocaties in Nederland. Tentoonstellingen van kunst, fotografie, inspirerende personen en culturen bieden inspiratie, herdenking en viering, in een van de indrukwekkendste historische monumenten van Amsterdam.
Enkele jaren geleden breidde De Nieuwe Kerk haar programma uit met biografische tentoonstellingen, over inspirerende persoonlijkheden. Exemplarisch was We Have a Dream (2017–18), met de velen tot voorbeeld dienende levens van Gandhi, King en Mandela in woord en beeld. In Het leven van Boeddha , de weg naar nu komen kunst n het leven van een inspirerende persoon samen.
De tentoonstelling
Het leven van Boeddha, de weg naar nu toont ruim zestig bijzondere kunstwerken: hedendaags én eeuwenoud. Uit collecties van leden van de jubilerende Vereniging van Vrienden der Aziatische kunst, de VVAK, zijn prachtige antieke kunstwerken afkomstig, waaronder belangrijke bruiklenen zowel uit privécollecties als uit het Rijksmuseum. Deze werken laten de rijkdom en diversiteit zien van de vele culturen die banden hebben met het boeddhisme. Toch gaat deze tentoonstelling niet over de verspreiding van het boeddhisme, over de paden die gevolgd zijn ná het overlijden van de Boeddha. De tentoonstelling wil juist zijn eigen leven zo helder en feitelijk mogelijk tonen, vóór de opkomst van de vele zienswijzen en verklaringen die in de ruwweg 2500 jaar erna vele verschillende stromingen deden ontstaan. Een belangrijke leidraad in zijn levensverhaal, van zijn geboorte tot zijn dood, is de boom. Bomen zijn belangrijk in alle fases van het leven van de Boeddha.
Vijf levensfases
In de tentoonstelling doorloopt het publiek het leven van Siddhartha Gautama, de Boeddha. Het levensverhaal is verdeeld in vijf fases: de geboorte, de ommekeer, de verlichting, de leerrede en de dood. In elke fase draait het om cruciale momenten en ontmoetingen, de kantelpunten in zijn leven. Deze zijn tevens verbonden met de essentiële uitgangspunten van zijn leer. Dit levensverhaal staat aan de bron van het boeddhisme en past daarom uitstekend bij de uitgangspunten voor een biografische tentoonstelling. Elke levensfase krijgt een eigen plek bij een kapel van De Nieuwe Kerk. Het verhaal van de fases wordt verteld aan de hand van een zeldzame collectie antieke kunst, passend gekoppeld aan hedendaagse kunst en film- en fotobeeld. De fases worden steeds ingeleid door een zeer bijzonder, iconisch kunstwerk. De verschillende levensfases zijn zo relevant omdat het boeddhisme is gebaseerd op zijn leven en onderricht. Het boeddhisme berust niet op een goddelijke openbaring, maar op de leer van een mens. Boeddha betekent letterlijk ‘de ontwaakte’, wat verwijst naar het diepe inzicht dat hij, na een lange spirituele zoektocht, door meditatie verkreeg.
- Geboorte
490 en 410 voor Christus. Hij zag het levenslicht in de staat van de Śakya’s in Noord-India als zoon van de gekozen vorst Śuddhodana. Daarom staat hij ook wel bekend als ‘prins Siddhartha’. Als de geboorte nabij is, reist zijn moeder koningin Māyā vanuit het paleis in de stad Kapilavastu met enkele begeleidsters naar haar ouderlijk huis. Het is in die tijd in India gebruikelijk dat een vrouw haar kind baart te midden van vrouwelijke familieleden. Onderweg beginnen de barensweeën en in het bos van Lumbini baart Māyā, staande en zich aan een boom vasthoudend, een zoon. Enkele dagen na de terugkeer aan het hof overlijdt zij. Haar zuster neemt de zorg voor het kind op zich. Wijze mannen aan het hof stellen vast dat de jonge prins lichamelijke tekenen vertoont die op een grote toekomst wijzen. Hij zal óf een wereldheerser worden, óf een ‘ontwaakte’, een boeddha. Śuddhodana wenst dat zijn zoon een groot vorst wordt en laat het kind opgroeien in een omgeving vol weelde en zinnelijke genoegens. Zo hoopt hij dat zijn zoon gebonden zal blijven aan wereldlijke zaken en geen spiritueel pad kiest.
- Ommekeer
Siddhartha groeit dus op in weelde. Zijn vader laat drie paleizen voor hem bouwen: één voor het warme seizoen, één voor het koelere seizoen en één voor de regentijd. In de paleizen zijn prachtige lotusvijvers. Hij wordt gekleed in de kostbaarste gewaden, hij eet de heerlijkste gerechten en er is muziek en allerlei ander vermaak. Op zijn zestiende huwt hij zijn nicht prinses Yasodharā, met wie hij een gelukkig huwelijksleven leidt. Wanneer hij 29 jaar is, wil hij echter toch weten hoe het leven buiten de paleismuren eruit ziet. Hij maakt rijtoeren naar parken buiten de stad. Onderweg ziet Siddhartha achtereenvolgens een zwakke, gebogen grijsaard, een ernstig zieke, kermend van de pijn, en een lijk dat naar de crematieplaats gebracht wordt. Hij is diep geschokt door de aanblik van dit lijden, zeker als zijn wagenmenner Channa zegt dat dit het lot is van ieder mens. Ontzet rijdt hij verder en ziet dan naast de weg een asceet. Hij wordt getroffen door de serene kalmte die deze man uitstraalt. Zo raakt hij ervan overtuigd dat er een pad is dat de mens van lijden kan bevrijden. Spoedig daarna besluit hij zijn prinselijk leven op te geven en dit pad te gaan zoeken.
Net nadat hij deze beslissing heeft genomen, krijgt Siddhartha het bericht dat zijn vrouw een zoon gebaard heeft. Hij wil het kind één keer zien voor hij het paleis verlaat. Als hij de kamer van Yasodharā binnengaat, treft hij haar slapend aan terwijl zij met haar armen de baby bedekt. Hij durft haar niet wakker te maken uit vrees het dan niet te kunnen opbrengen om zijn voornemen uit te voeren. Dan laat hij zijn wagenmenner zijn lievelingspaard zadelen. Ze rijden naar de rivier Anomā en steken deze over. Siddhartha scheert zijn haren en baard af en geeft zijn gewaad en juwelen aan zijn wagenmenner. Hij trekt het gele gewaad van een asceet aan en begeeft zich in de wildernis.
- Verlichting
Siddhartha zoekt enkele befaamde wijzen op. Zij onderwijzen hem in meditatietechnieken en dragen al hun kennis aan hem over. Siddhartha weet zich de leer van ieder van hen eigen te maken, maar geen ervan brengt hem wat hij zoekt. Hij trekt verder en ontmoet vijf andere thuisloze zoekers. Samen met hen gaat hij strenge ascese beoefenen. Hij eet en drinkt nauwelijks en traint zich in allerlei vormen van versterving. Na zes jaar is hij vel over been en op een gegeven moment verliest hij het bewustzijn. Weer bijgekomen stelt hij vast dat strenge ascese hem ook niet brengt wat hij zoekt. Een herderin die langskomt biedt hem wat rijstepap aan en hij aanvaardt die. De vijf andere asceten zijn teleurgesteld in hem en keren zich van hem af. Siddhartha trekt naar het bos van Uruvelā en gaat daar zitten onder een grote vijgenboom (de bodhiboom, Ficus religiosa ), zijn blik naar het oosten gericht. Hij neemt zich voor niet meer op te staan tot hij door meditatie een bevrijdingsweg heeft gevonden. Dan wordt hij op de proef gesteld door Māra, de Heer van het wereldse (in westerse termen: satan). Deze roept een leger van afschrikwekkende demonen op. Siddhartha laat zich er niet door afleiden. Dan brengt Māra zijn wulpse dochters. Weer blijft Siddhartha volmaakt kalm. Vervolgens vraagt Māra verontwaardigd wat Siddhartha het recht geeft een pad vrij te maken waarover de mensheid aan Māra’s macht kan ontsnappen. Siddhartha raakt dan met zijn rechterhand de aarde aan en roept haar op als getuige van zijn lange weg van voorbereiding. De aarde beeft en Māra trekt zich terug. Siddhartha gaat nog dieper in concentratie. Bij het ochtendgloren, als de morgenster schittert, bereikt hij het verlichtende inzicht dat hij zo lang gezocht had. Hij ziet alle fysieke en mentale verschijnselen opkomen en weer verdwijnen; het wordt hem duidelijk dat in deze wereld niets op zichzelf, onafhankelijk van al het andere, kan bestaan. Daardoor beseft hij dat er niets is waaraan hij zich blijvend kan vasthouden. En dát betekent weer dat er in de mens geen onveranderlijke, persoonlijke wezenskern te vinden is, geen eeuwig ‘zelf’. Alle zelfzucht in hem dooft uit en hij raakt vervuld van liefdevolle welwillendheid voor en mededogen met alle levende wezens. Hij bereikt de totale verlichting: Nibbāna (Nirvāna). Hij is nu de Boeddha.
- Eerste prediking
Na zijn verlichting blijft de Boeddha zeven weken in het bos van Uruvelā, zijn nieuwe inzichten beschouwend. Daarna begeeft hij zich naar de stad Varanasi (Benares), een belangrijk religieus centrum in India. Buiten de stad, in een hertenpark (nu Sārnāth), ontmoet hij de vijf asceten die zich van hem afgekeerd hadden. Aan hen geeft hij zijn eerste prediking, zijn leerrede. Nadat hij die uitgesproken heeft, wordt een van de vijf ook verlicht. Hij vraagt de Boeddha of hij hem mag volgen, en deze zegt: ‘ Ehi bikkhu ’ (Kom monnik). In de volgende dagen zet de Boeddha zijn onderricht aan de asceten voort. Ook de anderen bereiken verlichting en blijven bij hem als zijn volgelingen. Daarmee is de kern gevormd van de ‘Sangha’, de kloosterorde. Enige tijd later reist hij naar Kapilavastu om zijn familie te laten delen in zijn inzichten. Zijn vrouw Yasodharā heeft zich over zijn zoektocht laten informeren en heeft ook zelf geprobeerd zich op het meditatieve pad te ontwikkelen. De zoon van de Boeddha treedt als nieuweling toe tot de monnikenorde. Op verzoek van zijn tante Prajāpatī die de jonge Siddhartha opgevoed heeft, stelt de Boeddha ook een nonnenorde in. Later, als koning Suddhodana overleden is, treden Yasodharā en Prajāpatī beiden toe tot de nonnenorde. Vervolgens trekt de Boeddha 45 jaar lang door het stroomgebied van de Ganges en geeft hij onderricht aan eenieder die hem daarom vraagt. Hij onderwijst zijn leer aan vorstenhoven en in boerendorpen, aan mannen en aan vrouwen.
- Het overlijden
In zijn tachtigste levensjaar vertelt de Boeddha aan zijn leerlingen dat hij niet lang meer bij hen zal zijn. Enige tijd later wordt hij ernstig ziek. Hij herstelt wel weer zover dat hij met een groep leerlingen op reis kan naar Vaisali, een stad waar hij graag kwam. Wanneer ze de stad daarna verlaten, keert de Boeddha zich om, kijkt lang naar de stad en zegt: ‘Nu zal ik Vaisali nooit meer zien.’ Niet veel later loopt hij een zware voedselvergiftiging op. Toch trekt hij met zijn leerlingen verder naar de plaats Kuśinārā. Daar vraagt hij zijn leerlingen een rustbed voor hem te maken tussen twee Sala-bomen ( Shorea robusta ). Hij gaat erop liggen, kondigt aan dat hij zal gaan sterven en draagt zijn leerlingen op om de heersers te ontbieden van de stam van de Malla’s. Kuśinārā ligt in hun grondgebied, en de Boeddha wil niet hier sterven zonder dat zij daarvan op de hoogte zijn gesteld. Omringd door zijn leerlingen en de hoogste Malla’s vraagt hij drie keer of er nog onzekerheden of vragen zijn over de leer. De leerlingen en de Malla’s zwijgen. Dan spreekt hij zijn laatste woorden: ‘Alle verschijnselen gaan voorbij. Werk aan je bevrijding met inzet.’ Dan concentreert hij zijn geest en overlijdt. De bomen laten hun bloemen vallen en de vogels staken hun gezang. Het lichaam van de Boeddha wordt gecremeerd en de as verdeeld en ondergebracht in stoepa’s in acht koninkrijken in Noord-India.
Hedendaagse kunst
De makers van de tentoonstelling hebben gekozen om voor de bezoeker het leven en de leer van de Boeddha te verbinden met kunst uit de huidige tijd. De essentie van het boeddhisme is de verlichting, die bereikt kan worden door een bewustwording van het hier en nu. Die bewustwording is groots vertegenwoordigd door werken van een tiental hedendaagse kunstenaars, onder wie Salvador Breed, Kohei Nawa, Rei Nato, Yoko Ono, Carolee Schneemann en Ai Weiwei.
Ai Weiwei en Kohei Nawa
Twee van de eerste blikvangers in de tentoonstelling zijn werken van de Chinese kunstenaar Ai Weiwei en Kohei Nawa uit Japan. Ai Weiweis werk Tree (2010), en Kohei Nawa’s PixCell – Red Deer (2012) zijn zowel visueel als conceptueel met het levensverhaal verbonden. De boom van Ai Weiwei is gemaakt van gerooide oude bomen in China, een land dat op het moment in een enorme urbanistische stroomversnelling zit. Op deze manier probeert hij de geschiedenis te bewaren. In de tentoonstelling refereert het aan de boom in Bodh Gaya waaronder Siddhartha Gautama verlichting vond.
PixCell – Red Deer is een bewerking van een echt opgezet hert, dat de kunstenaar op een veiling kocht. Het is een verwijzing naar de vergankelijkheid van leven en in het bijzonder van schoonheid, en ons onvermogen hiermee om te gaan. Ook is het een verwijzing naar een overgeleverde Indiase vertelling, de Ramayan a , die mogelijk al vierduizend jaar oud is. Het verhaalt van een kwade geest Marisha, die Sita, de vrouw van de held prins Rama verleidt. Hij doet dit door de vorm aan te nemen van een schitterend gouden hert met een zilveren aura. Overmand door hebzucht eist Sita dat Rama het voor haar vangt. Rama, ook niet opgewassen tegen de verleiding, gaat op jacht. Dit geeft Marisha’s vriend Ravana de gelegenheid om Sita te ontvoeren, wat het begin is van een lange lijdensweg, niet alleen voor Rama en Sita zelf, maar voor allen die hun dierbaar zijn en ook voor diegenen die hun schade willen toebrengen. De Boeddha ging op het moment van zijn verlichting een uitweg uit dat lijden zien.
Yoko Ono
Three Mounts (1999/2008–2018) van de Japans-Amerikaanse kunstenaar Yoko Ono bestaat uit drie bergen aarde, elk afkomstig van een plek waar misstanden en geweld tegen vrouwen plaatsvonden. Het is Ono’s wens dat uit de bergen gedurende de tentoonstelling nieuw leven groeit als teken van hoop. Het is een verwijzing naar het eerste stadium in het leven van de Boeddha, de geboorte.
Carolee Schneemann
De installatie van de Amerikaanse kunstenaar Carolee Schneemann (1939) refereert direct aan het tweede stadium in het leven van de Boeddha, de ommekeer. More Wrong Things (2000) is gebaseerd op werken van Schneemann uit de jaren zestig, die een protest vormden tegen specifieke praktijken van het Amerikaanse leger in de Vietnamoorlog (1955–75). In dit werk zijn daar wandaden uit vele mondiale conflicten van begin 21ste eeuw aan toegevoegd. Schneemann legt een verband tussen het universele, collectieve leed en het kleine persoonlijke leed uit onze dagelijkse omgeving. In het boeddhisme is leed en fysieke pijn onder ogen leren zien en op te nemen in je persoonlijke ervaring, vrij van afwijzing en oordeel, een belangrijke oefening.
Salvador Breed
De Nederlander Salvador Breed werkt met geluid. Hij onderzoekt onder andere hoe horen en niet-horen van geluid kunnen worden gemanipuleerd, zowel in tijd als in ruimte. Speciaal voor deze tentoonstelling maakt hij een nieuwe installatie.
Aanleiding en collecties
De directe aanleiding voor deze tentoonstelling is het 100-jarig bestaan van de Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst (VVAK). De Nieuwe Kerk Amsterdam werkt nauw samen met de VVAK en toont vanwege dit jubileum in de tentoonstelling een rijke selectie uit de collectie van de Vereniging. Het leven van Boeddha, de weg naar nu vormt een belangrijk onderdeel van de viering van dit jubileum. De tentoonstelling wordt verder voorbereid in nauwe samenwerking met het Rijksmuseum – waar wisselend collecties van de VVAK worden getoond –, het Nationaal Museum van Wereldculturen, het Victoria and Albert Museum in Londen, Museum Voorlinden en diverse privéverzamelaars. De VVAK en conservatoren van de genoemde musea hebben ook een adviserende rol. Bovendien is prof. dr. Matthijs Schouten, vertegenwoordiger van de levende boeddhistische tradities in Nederland, als adviseur aangetrokken. Siebe Tettero is co-curator en vormgever van de tentoonstelling.
Programmering
Een belangrijk onderdeel van de tentoonstelling vormt de programmering in De Nieuwe Kerk. De opening van de tentoonstelling wordt gemarkeerd door een dialoog van de Dalai Lama met jongeren en wetenschappers, onder de titel ‘Compassie en Technologie’. In de tentoonstelling zelf spelen publieksparticipatie en meditatie een grote rol; daarvoor wordt een permanente meditatieplek ingericht. Het programma bevat ook talrijke workshops rond muziek, klank en stilte, concerten en films en een debatavond.