‘Kunt u mij zeggen waar de piccalilly staat’, vraag ik aan de medewerker van de Albert Heijn XL-super. ‘Hoe ziet dat eruit’, vraagt de jonge man die bezig is flessen wijn in een vak te zetten. ‘Het is geel en zuur’, probeer ik uit te leggen. Verdomme, het is net als bij het boeddhisme, ook niet te duiden. De jonge man blijft mij aankijken. ‘Ik vermoed dat het bij het zuur en peulvruchten staat’, leg ik uit. Gelijktijdig herinner ik me het mopje over een man die in een restaurant aan een ober om wat zuur vraagt voor bij het gerecht. Waarop de ober zegt: ‘Meneer, dat krijgt u vanzelf na het eten!’
De jonge man loopt voor mij uit, richting andere gang. ‘Bent u geen Nederlander’, vraag ik hem. Er werken buitenlandse studenten in dit XL-filiaal, in het verleden heb ik ook al in het Engels geconverseerd over de verblijfplaats van ontbijtkoek. Ik vind het vreemd dat hij de piccalilly niet kent. ‘Ja hoor,’ zegt de jonge man. Gelijk schaam ik me voor deze raciaal getinte vraag, voor ik het weet sta ik op de lijst van etnisch profileren.
We lopen door de andere gang en naderen het zuur. Trots pakt de jonge man een potje Britse piccalilly uit het vak. ‘Dank je wel’, zeg ik, ‘nu weet je ook hoe piccalilly eruit ziet. Waarom heb ik toch die drang om altijd maar wat te willen zeggen. De jonge man loopt terug naar de andere gang.
Bij de kassa kijkt een jonge kassière niet begrijpend naar de twee appelflappen op de lopende band. ‘Dat zijn appelflappen’, leg ik uit. De jonge vrouw knikt. Op een schermpje zie ik een lagere prijs dan ik gewend ben. ‘Wat zijn ze goedkoop’, zeg ik. ‘U krijgt van mij korting in verband met uw advies’, zegt de vrouw. Ik knik en vlucht de XL uit.
Bij de uitgang van de super wil ik nog even een praatje maken met de Straatkrantverkoper, maar het is vijf uur geweest, de plek is leeg.
Moedig voorwaarts!
Michel Ball zegt
wat een schitterend besluit van je Piccalillyverhaal Joop.
Die existentiële eenzaamheid.