Er was eens een meisje dat helemaal niet kon mediteren. Iedereen kon beter mediteren dan zij. Daarom wilden de mensen dolgraag samen met haar mediteren.
Als ze haar dan zagen wiebelen en schuifelen en om zich heen kijken en krabben en vingeren en maar weer opstaan om zogenaamd te gaan plassen en na een poosje toch maar weer kwam zitten met de geur van bier, vis en sigarettenrook om haar heen, hadden ze het prettige gevoel dat ze zelf fantastisch konden mediteren.
Vandaar dat mensen dolgraag wilden mediteren met het meisje dat helemaal niet kon mediteren.
Deze tekst maakt deel uit van de serie Niet om door te komen, de Poortloze Poort. Woord: Hans van Dam. Beeld: Lucienne van Dam. Alle teksten van deze serie. De Poortloze Poort op NietWeten.nl. Alle publicaties van Hans van Dam in het Boeddhistisch Dagblad.