Wat de Boeddha in de Kalama Sutta verkondigt is overduidelijk: waarom zou je het woord van iemand anders geloven? Waarom zou je voortgaan op wat je slechts kent door ‘van horen zeggen’ (P. anitiha)? Waarom zou je een standpunt innemen of een visie verdedigen die je niet zelf forensisch hebt onderzocht? Waarom zou je iets aannemen op grond van de maatschappelijke positie of functie van de persoon die het zegt?

