In mijn jonge jaren ontbeerde ik koestering en liefde. Er werd mij geen visie op het leven aangereikt. Ik ging als ziel zonder ankers de wereld in met pijn, eenzaamheid en het gevoel nergens bij te horen. Tot mijn dertigste levensjaar droeg ik een rugzak mee met verdriet, eenzaamheid én wrok. Depressie en alcohol werden stalkers van mijn dolende ziel. Tot een dam, die mijn verdriet tegenhield, doorbrak. Ik liet het verdriet vrijuit stromen.

