En daar zit ik dan: In een soort keet, gemaakt van stalen platen met bolvormige vensters erin die geplaatst is onder de brug waar de druk bereden snelweg A9 overheen loopt. Het is een kantoortje ingericht voor de brugwachter. Vier schermen tonen verschillende uitzichten op de snelweg. Eronder staat een laptop waarop je de brug, die boven je hangt, kunt bedienen.
Mijn naam is Ardan. Ooit een boeddhistische monnik. Nu een boeddhistische leek. Ooit een zenleraar en kok in een zenboeddhistisch centrum. Nu een brugwachter.
Ik heb jaren zen beoefend op de Noorder Poort . Ik ben unsui (zenmonnik/non geweest) en heb daarna vele jaren als leek zen beoefend. Zen was en is echt mijn ding, kun je wel zeggen. Ik houd van de mystieke kant er van. En hoewel ik in de eerste jaren moeite had met het oefenen met koans, werd dat later juist één van de dingen die me in de zenoefening aantrekt. Een van de koans die ik in de eerste jaren kreeg luidde:
“Een vrouw/man, zonder titel, zonder rang, zonder naam gaat vrij in en uit door de poorten van de zintuigen.”
Prachtige koan vind ik het nog steeds. Natuurlijk gaat deze koan erover dat je allerlei bagage met je meesleept over wie je bent, wat je beroep is, je status, je geslacht, je naam enzovoort enzovoort. En dat die bagage een struikelblok kan zijn om vrij in en uit door de poort te kunnen gaan.
Jiun roshi, de zenmeester van de Noorder Poort zei wel eens dat het er uit ziet als een mens met enorm grote koffers bij zich, die probeert zich met al die koffers door een deuropening te wurmen.
Er is ook een tekst uit de bijbel die dit beschrijft, net als deze koan. Ik geloof dat het in Mattheüs staat. Daar wordt gezegd dat het gemakkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan dat het voor een rijke is om het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Grappig beeld is dat. De kameel door het oog van een naald.
Dus als iemand mij zou vragen waarom een zenleraar brugwachter wordt, dan zou ik in veel gevallen denk ik zeggen: Ik kies voor de kameel. Laat mij maar een kameel zijn. Of in zentermen: laat mij maar een mens zijn met lege handen. Een mens zonder bezit, zonder titel, zonder naam enzovoort.
Mij helpt het om mezelf niet met onnodige ballast op te zadelen. En dus heb ik er voor gekozen om zo simpel mogelijk te leven.
Dat betekent dat ik niet met allerlei titels rond wil lopen. En dat het werk dat ik doe om in mijn levensonderhoud te voorzien, ook simpel moet zijn.
Het is makkelijk gezegd dat simpel leven. Maar zo simpel is het niet. Bijna niemand heeft zin om in z’n onderbroek te staan. Om naakt te zijn. Om eigenlijk niemand te zijn.
Ik ook niet. Het is fijn om waardering te krijgen. Om het gevoel te hebben dat je iemand bent. En dat is denk ik ook wel oké. Maar je moet het ook van je af kunnen schudden.
Het moet er ook niet toe doen, denk ik.
Toen ik unsui werd (het Japanse woord ‘unsui’ kun je vertalen met monnik of non, maar het betekent letterlijk ‘leven als wolk en water) was het eerste wat me opviel hoe simpel het kloosterleven is. En wat een verademing het is om nauwelijks bezittingen te hebben. Ik had afstand gedaan van mijn spullen die ik had voordat ik het klooster inging: Huisraad, boeken, schilderijen, schildersezel , alles. Ik ben op mijn fiets vanaf Zwolle naar Wapserveen (waar het zenklooster was waar ik ging trainen ) gefietst. En datgene wat ik mee kon nemen op mijn fiets, was mijn bezit. Meer had ik niet. En ik vond dat alleen al een overweldigend gevoel van vrijheid. Er is geen moment geweest dat ik iets van die spullen gemist heb. Ik was toen 31 of 32 jaar.
Het leven in een zenklooster heeft een heldere, eenvoudige routine. Je volgt het dagelijks ritme van meditatie, werken, eten en slapen. In de tijd dat ik unsui was, was er nog geen smartphone of internet zoals we dat nu hebben. En dus leefde je letterlijk dag in dag uit in dezelfde groep mensen, met altijd eenzelfde soort dagprogramma waarin meditatie werd afgewisseld met werken en eten. Eén dag in de week hadden we een ‘bath and needle-day’ en een of twee keer per maand een sesshin of retraite waarbij ook gasten het klooster binnen kwamen.
Een eenvoudig leven dus. Weinig aan je hoofd. Veel mediteren.
Wat ik vooral toen geleerd heb is dat je niets mee kunt nemen. Welk bijzonder inzicht je ook hebt, of wat voor loutering je ook doorgemaakt hebt, elke dag is nieuw. Is een begin.
Maar ook in materiële zin kun je niets meenemen. Bezit is natuurlijk een illusie. We bezitten niet eens ons eigen lichaam. Laat staan een ander lichaam, zoals een huis of een auto.
Ik denk dat we allemaal met een enorme berg aan bagage (zowel materieel als immaterieel) rondlopen, en dat dat ons een gevoel van identiteit verschaft, maar mijns inziens is bezit vooral een belemmering.
Omdat het je hindert om zeg maar vrij in en uit door de poort te kunnen gaan. Of om het in brugwachterstaal te zeggen -vrij in en uit onder de brug door te varen.
Ik ben nu 54. Op mijn 50ste ben ik geordineerd tot zenleraar. Samen met zes anderen. Een titel die ik een jaar geleden weer teruggegeven heb.
Want, zoals ik al schreef, ik wil mezelf niet opzadelen met titels. En bovendien zei me de titel ‘zenleraar’ niet zoveel. Was ik nu anders geworden? Kon ik nu beter mensen begeleiden dan daarvoor? Het klopte voor mij niet. Datgene wat mij het meest gebracht had, namelijk die vrije vrouw/man zonder titel liep nu met een titel rond. En dat beviel me niks.
Dat wat ik belangrijk vond en vind is het leiden van een leven dat tot de basis is teruggedrongen. Je slaapt, je eet, je werkt. Dat zijn de dingen die je doet. En voor mij is dat vrijheid.
Leraar-zijn zie ik als een onnodige ballast. Een ongemakkelijke status.
Daarom heb ik met een enorm opgelucht gevoel die titel weer teruggegeven. Ik weet nog heel goed dat moment, dat ik samen met Jiun roshi op een bankje voor de Noorder Poort zat, en ik haar vertelde dat ik geen zenleraar meer wilde zijn. En de enorme opluchting en lichtheid die ik toen voelde.
Ik kon weer vrij in en uit door de poorten van de zintuigen gaan.
Inmiddels had ik ook besloten om te stoppen met koken op de Noorder Poort. En dat had vooral een fysieke reden. Het werk werd me lichamelijk te zwaar. En dus moest ik op zoek naar een nieuw baantje. Het beroep van brugwachter leek mij wel wat. Het is een simpel beroep. Je opent de brug. En je sluit ‘m weer.
Het leek bijna zen, gewoon. Misschien niet voor niets dat brugwachters ook wel brug- en sluismeesters genoemd worden. Zij openen de fysieke brug of sluis zodat jij er met je bootje onderdoor kunt varen, terwijl een zenmeester de spirituele brug voor je opent.
Het mooie is dat je over dit principe oeverloos kunt filosoferen. De schoonheid van de eenvoud. De authenticiteit van het ritueel van het openen van een brug. De diepe betekenis van tevreden kunnen zijn met precies genoeg. Je kunt er avonden over doorzagen. Maar dan weet je nog niks. Het is net als zen: je kunt er niets van meenemen. Alles wat je mee wilt nemen komt in één of andere koffer terecht waarmee je vervolgens die poort weer niet door kunt. Je kunt jezelf niet aanleren om eenvoudig te leven. Je leeft gewoon eenvoudig. Of je leeft gewoon niet eenvoudig. Zo eenvoudig is het.
Voor mij is er in mijn leven veel veranderd. Ik heb geen vaste woonplaats. Ik woon in een busje die ik omgebouwd heb tot camper. Ik heb een andere baan aangenomen. Ik verblijf in een heel ander deel van Nederland dan waar ik tot nu toe verbleef.
Ik heb me ontdaan van heel veel spullen die ik niet mee kon nemen in mijn bus.
Je zou het minimalistisch leven kunnen noemen. Ik noem het simpel leven. Ik heb alleen datgene wat ik nodig heb. En dat is precies genoeg.
Wouter ter Braake zegt
Ardan, jouw tekeningen en ook dit verhaal openen mijn hart. En er hoeft niets gesloten te worden. Je vervult voor mij de rol van brugwachter met een eenduidige taak. Houden zo.
Ardan zegt
Wouter, dank je wel!