De Verenigde Staten hebben China opgeroepen informatie te verstrekken over de 11e Panchen Lama, na de Dalai Lama de belangrijkste spirituele leider in het Tibetaans boeddhisme, die 29 jaar geleden op zesjarige leeftijd werd ontvoerd door de Volksrepubliek China.
De oproep van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken onderstreepte de aanhoudende bezorgdheid over mensenrechten en godsdienstvrijheid in China, met name in Tibet en andere gebieden met een Tibetaanse bevolking.
De VS steunen de mensenrechten van Tibetanen en hun uitoefening van die rechten in verband met hun aparte religieuze, culturele en taalkundige identiteit. Tibetanen zouden, net als leden van alle religieuze gemeenschappen, de mogelijkheid moeten hebben om hun eigen leiders, zoals de Dalai Lama en de Panchen Lama, te kiezen, op te voeden en te vereren volgens hun eigen overtuigingen en zonder inmenging van de overheid.
De verdwijning van Gedhun Choekyi Nyima op 17 mei 1995 blijft een zeer zorgwekkende kwestie. Enkele dagen later benoemt de Chinese regering haar eigen Panchen Lama, Gyaincain Norbu, die door boeddhisten in Tibet en de rest van de wereld wordt afgewezen.
De Panchen Lama controverse is een schrijnende herinnering aan de voortdurende spanningen tussen China en Tibet en de onderdrukking van de Tibetaanse religieuze en culturele autonomie door de Chinese regering. Ondanks internationale druk en oproepen tot zijn vrijlating, blijft de verblijfplaats van de Panchen Lama onbekend.