Vanochtend maakte de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) in een nieuwsbrief bekend dat de algemene ledenvergadering (ALV) van deze koepel unaniem aan het bestuur van de BUN verzocht heeft om boeddhistisch leraar prof. dr. Matthijs Schouten, conform het advies van de Werkgroep Lotusbloem, te vragen een zogenoemde lerarenraad voor een eerste bijeenkomst bijeen te roepen.
In de aanloop tot de – inmiddels gerealiseerde – opleiding boeddhistisch geestelijke verzorger aan de VU, stelde BUN-voorzitter André Kalden namens het bestuur herfst vorig jaar, dat het actief betrekken van boeddhistische leraren van wezenlijk belang is voor de inbedding van deze opleiding in de boeddhistische wereld en het draagvlak ervoor binnen de BUN.
Na goed overleg met onder meer curriculumvoorzitter André van der Braak werd door de curriculum commissie besloten dat – naast onder meer boeddhologen van andere universiteiten – ook gerespecteerde leraren en nestors binnen het Nederlandse boeddhisme bij het curriculum zouden worden betrokken zoals, bijvoorbeeld, Nico Tydeman, Jotika Hermsen, Matthijs Schouten, Han de Wit en Jiun Hogen. In november 2011 stemde de ALV van de BUN mede op grond van dit besluit unaniem in met het beleid ten aanzien van boeddhistisch geestelijke verzorging in Nederland.
Met het gereedkomen van het rapport Lotusbloem is door opvolging van de aanbeveling daarin om een lerarenraad samen te stellen, volgens de koepel een volgende stap door de BUN gezet. In dit rapport wordt de verhouding binnen de BUN en die met de dochters in kaart gebracht en worden aanbevelingen gedaan om onder meer de communicatie en concrete samenwerking tussen de partijen te verbeteren.Het Boeddhistisch Dagblad vroeg BUN-voorzitter André Kalden vanmorgen naar aanleiding van de nieuwsbrief, wat een lerarenraad is en wat de meerwaarde van zo’n raad is voor het functioneren van de koepel.
Wat is de bedoeling van deze raad?
Kalden: ‘Zowel de ALV van de BUN als het BUN-bestuur heeft de wens de leraren in Nederland te vragen welke rol zij voor zichzelf zien in de gezamenlijke ordening van het boeddhisme in Nederland. Vandaar de opdracht van de ALV aan het BUN-bestuur om te zorgen voor het bijeenroepen van een lerarenraad ‘0.1’ en deze vraag voor te leggen. Matthijs Schouten heeft zich inmiddels bereid verklaard gehoor aan die oproep te geven en de organisatie op zich te nemen.
Je spreekt over ordening, wat bedoel je daarmee? Het boeddhisme bestaat al meer dan honderd jaar in Nederland en heeft toch al een organische groei doorgemaakt? Nog steeds worden er sangha’s opgericht en verdwijnen er. Dat is toch een natuurlijk proces?
Kalden: ‘Je kunt het ook vormgeving van organisatie noemen. Bijen hebben vanaf hun geboorte een heldere rol en vergaren en beheren vanuit die helderheid hun honing. Als mens moeten we zelf ordening in ons leven aanbrengen. Die ordening is in ons leven niet van nature, en zeker niet vanzelfsprekend, aanwezig, maar tot op zekere hoogte noodzakelijk om, in boeddhistische termen gesproken, het juiste te kunnen doen. Dat geldt ook voor het boeddhisme zelf waar het gaat om de omgang tussen alle sangha’s onderling, maar bijvoorbeeld ook in relatie tot de Nederlandse samenleving en daarbinnen de Nederlandse overheid.
In historisch perspectief gezien bestaat het boeddhisme pas kort in Nederland. Het is slechts sinds enkele tientallen jaren dat op grotere schaal in ons land uit de meer dan 2500 jaar oude boeddhistische bron gedronken wordt. Daar waar de rol van sangha-oudsten en leraren binnen het boeddhisme altijd centraal heeft gestaan, is hun rol en positie binnen de BUN altijd erg op de achtergrond gebleven. Toch raken onze activiteiten keer op keer de boeddhistische leer, de dharma. De ALV is unaniem van mening dat de leraren een grotere rol kunnen spelen bij de gezamenlijke vormgeving van de BUN als koepelorganisatie. Op welke manier dat zou kunnen zijn, vraagt de ALV aan henzelf om te onderzoeken.’
Moeten de leraren het imago van de BUN oppoetsen? De organisatie stond met name de laatste jaren toch aan veel kritiek bloot. Er werd wel gezegd dat de BUN een lege cocon was en de grip op de dochters BOS en BZI had verloren.
‘Nee, met oppoetsen van imago heeft het niets te maken. Wel zijn we als BUN – ALV en bestuur – zoekend naar hoe wij het beste kunnen functioneren. Tot voor kort was duidelijk dat dat op een, zoals jij dat noemt, organische manier niet altijd goed lukte. Betrokkenheid van sangha-oudsten en leraren bij de toekomst van de BUN ligt, nogmaals, gezien hun traditionele rol binnen het boeddhisme, in dit stadium eenvoudigweg voor de hand. Hoop op grotere betrokkenheid van hun leerlingen bij de BUN zou een nevenrol kunnen spelen. Maar door een lerarenraad in te stellen denken we als BUN bovenal in diepere wijsheid dan zonder zo’n raad, tot keuzes voor de toekomst te kunnen komen.’