De grootste boeddhistische organisatie in Zuid-Korea, de Jogye Orde heeft kritiek geuit op de vermeende religieuze vooringenomenheid van de regering van het land. De aanleiding voor deze kritiek ligt in oktober 2021 toen afgevaardigde Jung Chung-rae van de regerende Democratische Partij van Korea kritiek uitte op boeddhistische tempels omdat deze profiteren van de entreegelden die aan tempelbezoekers in rekening worden gebracht.
De Jogye Orde is van plan op 21 januari een landelijke bijeenkomst te houden in een poging een eind te maken aan wat zij ziet als religieuze vooringenomenheid en de onafhankelijkheid van het Koreaanse boeddhisme te beschermen en alle ‘religieuze vooroordelen en boeddhistische verdraaiingen’ die zich sinds de stichting van het land hebben voorgedaan, door te nemen. Het boeddhisme heeft het Joseon koninkrijk ongeveer 500 jaar overleefd en het is volgens de orde noodzakelijk om iedereen te vertellen dat de religie niet oneerlijk behandeld moet worden.
Naar verwachting zullen zo’n 5.000 Jogye-monniken deelnemen aan de manifestatie die gisteren plaatsvond in Seoul, en er zijn plannen voor een aparte manifestatie in de buurt van het presidentiële kantoor op 26 of 27 februari.
In december dreigde de Jogye Orde met gerechtelijke stappen tegen het Ministerie van Cultuur, Sport en Toerisme wegens het promoten van kerstliederen, waarbij zij aanvoerde dat de overheid een vooroordeel had ten gunste van één religie.
Eerder bekritiseerde de Jogye Orde ook al het stadsbestuur van Gwangju, provincie Gyeonggi, vanwege haar plan om de ‘Cheonjinam Bedevaartsroute’ als katholiek gebied aan te wijzen, ondanks het belang ervan voor zowel boeddhisten als katholieken.