De meeste religies hebben een permanent embleem en/of een vlag. Doch niet het boeddhisme. Het was pas in 1952 dat het boeddhistisch wereldcongres een vlag aanvaardde als zijn symbool. Het is een gezamenlijk ontwerp van J.R. de Silva en kolonel Henry S. Olcott, ter gelegenheid van de opleving van het boeddhisme in 1880 in Ceylon, het tegenwoordige Sri Lanka.
De door het congres aanvaarde boeddhistische vlag heeft de kleuren van de aura, waarvan verondersteld wordt dat die aanwezig waren rond het hoofd van de Boeddha, na het bereiken van de verlichting. De eerste vijf gekleurde strepen van de vlag vertegenwoordigen de grondbeginselen van het boeddhisme. Blauw staat voor universele mededogen; geel voor de middenweg; rood voor zegeningen; wit voor zuiverheid en bevrijding en oranje voor wijsheid. De vlag is bedoeld om de eenheid van boeddhisten te symboliseren. De vlag zou ook gezien kunnen worden als een symbool van wedergeboorte van het boeddhisme in moderne tijden.
De oorspronkelijke vlag is in 1880 ontworpen en toen ook voor het eerst uitgehangen. Dat was ter gelegenheid van de vierin van Vesak, in Sri Lanka (Ceylon), in toen roerige tijden.
In het recente verleden hebben we niet eerder gehoord over een Vesak-vollemaansviering die in april viel. Vesak werd altijd in mei gevierd. Maar bijna 130 jaar geleden, in 1885, viel Vesak op 28 april. Een maand daarvoor, op 27 maart, had [de Britse] gouverneur [van Sri Lanka] Sir Arthur Hamilton Gordon een verklaring uitgegeven waarin stond dat de vollemaansviering van Vesak een algemene feestdag was. Dat was de culminatie van een campagne die boeddhisten hadden gevoerd om enkele van hun verloren rechten terug te krijgen.
Dit moest gevierd worden, en voor het eerst in de geschiedenis werd tijdens Vesak de boeddhistische vlag gehesen.
In 1770 schaften de Nederlanders (het koloniale bestuur) de openbare feestdag ter gelegenheid van Vesak af, en de Engelsen (die het koloniale bestuur daarna overnamen) namen geen nota van het verzoek de feestdag weer in ere te herstellen.
Volgend op de aankomst van (de Amerikaan) Henry Steel Olcott in mei 1880 (en Mme Blavatsky die hier niet genoemd wordt) kwam er meer en meer vaart in de beweging tot wederopstanding van het boeddhisme. Op 28 januari 1884 werd op zijn initiatief een Verdedigingscomité voor het Boeddhisme (Buddhist Defense Committee, BDF) opgericht. Dit comité kwam er omdat de overheid nog steeds niet tot handelen was overgegaan toen er een aanval plaatsvond op een processie te Kotahena waarbij een persoon gedood werd, en minstens dertig anderen ernstig gewond raakten.
Het comité dat onder voorzitterschap stond van Muhandiram A.P. Dharma Gunawardena kwam in de Vidjodaja Pirivena te Maliga-kanda bijeen. Andere bestuursleden van dit comité waren Don Carolis Hewa-vitárana (vicevoorzitter), Carolis Poedjitha Guna-wàrdena (secretaris) en H. A. Fernando (penningmeester). Henry Steele Olcott werd tot ere-bestuurslid benoemd.
Het comité boog zich over verschillende zaken die betrekking hadden op onrechtvaardigheden waar boeddhisten mee te maken hadden gekregen, en tijdens de installatie-bijeenkomst werd besloten de Britse overheid te verzoeken actie te ondernemen op bepaalde specifieke punten. De resolutie werd voorgelegd door Don Carolis Hewa-vitárana, J.P. Djaya-tílake en H.A. Fernando.
In een memorandum dat gericht was aan het adres van Lord Derby, de staatssecretaris koloniale zaken in Londen, werden ten minste zes onderwerpen aangedragen:
— De schuldigen van de Kotahena-ongeregeldheden zouden berecht moeten worden.
— De Britse overheid zou een beleid van religieuze neutraliteit moeten volgen, of zou de religieuze rechten en privileges van de Srilankaanse boeddhisten moeten garanderen.
— Ambtenaren zouden voor de dag van Vesak vrijaf moeten krijgen.
— Alle beperking op het gebruik van nationale en religieuze muziek zouden moeten worden opgeheven, en het recht op het houden van processies, die boeddhisten sinds onheuglijke tijden gehouden hadden, zou in ere moeten worden hersteld.
— In boeddhistische dorpen zou er een boeddhistisch huwelijksregister moeten komen.
— Boeddhistische gebouwen zouden correct bestuurd moeten worden en er zou een goed functionerend managementsysteem moeten komen.
Henry Steele Olcott nam het op zich persoonlijk naar Londen te gaan voor een gesprek met Lord Derby. Het BDF besloot de historische aankondiging van het Vesak-feest te vieren en er werd een sub-comité gevormd (onder wie twee monniken, Hikkaduwe Sri Sumàngala Thera en Migettuwatte Gunanànda Thera) die de voorbereidingen daartoe op zich namen.
Een sleutelkwestie in deze vierings-voorbereidingen was het in de grote tempels in en rond de hoofdstad Colombo ceremonieel hijsen van de boeddhistische vlag.
Het idee voor het ontwerpen van een boeddhistische vlag werd naar voren gebracht door het comité uit Colombo dat de Vesak-viering voorbereidde, en Henry Steele Olcott maakte de volgende aantekening in zijn “Old Diary Leaves”: “Het was in deze tijd dat onze collega’s uit Colombo de gelukkige gedachte kregen een vlag te ontwerpen die door alle boeddhistische naties aanvaard zou worden als het universele symbool van hun geloof, waardoor het hetzelfde achterliggende motief kreeg als het kruis dat heeft voor alle Christenen. Het was een prachtidee, en ik zag onmiddellijk het verreikend potentieel ervan als hulpmiddel in het streven naar boeddhistische eenheid. Onze broeders uit Colombo hadden het originele en unieke idee gekregen in de vlag de zes kleuren samen te brengen waarvan wordt aangenomen dat ze in Boeddha’s aura te zien waren.”
Van Carolis Poedjitha Goena-wàrdena wordt gezegd dat hij de ontwerper van de vlag is geweest, waarvan een afbeelding voor het eerst verscheen in de Srilankaanse krant de ‘Sarasavi Sandaresa’ van 17 april 1885. Het ontwerp bestond uit de zes kleuren saffierblauw, goudgeel, rood, wit, oranje en prabasvára, een menging van deze kleuren (de smalle horizontale strook aan de rechterkant waarin de vijf kleuren nog eens worden herhaald).
Aanvankelijk kreeg de vlag de vorm van een langwerpige slinger waarvan Henry Steele Olcott vond dat dit “erg ongemakkelijk was om in processies rond te dragen of aan huizen te bevestigen”. Hij stelde voor dat de vlag de vorm en afmeting zou krijgen van de gewone nationale vlaggen. Dit voorstel werd aangenomen. En dit was de geboorte van de boeddhistische vlag die ieder jaar op Vesak-dag gehesen wordt.
Dit is niet de enige vlag. In Thailand worden andere vlaggen gebruikt. In Tibet en de hele Himalaya-regio zien we soms een vlag waarop twee knielende herten staan afgebeeld ter weerszijden van het Dharmawiel, een herinnering aan Boeddha’s Eerste Leerrede in het Hertenpark nabij Varanasi, India.
Bron buddha-dharma.eu