Het verbod van de VS op de Chinese katoengarenproducenten in Xinjiang, China, wegens de onmenselijke behandeling van Oeigoeren heeft nu gevolgen voor de economische groei van de katoenbedrijven in dat land. Meerdere Amerikaanse merken hebben hun orders geannuleerd.
Duizenden bedrijven over de hele wereld zijn getroffen nadat de Verenigde Staten 87 procent van China’s katoenoogst op de zwarte lijst plaatsten — een vijfde van de wereldvoorraad — onder verwijzing naar mensenrechtenschendingen tegen moslim Oeigoeren in China’s noordwestelijke regio Xinjiang. Aanleiding voor de Amerikaanse sancties was de zogenoemde harde heropvoedingscampagne van de Chinese regering tegen deze Turkse etnische minderheid. Sommige Oeigoeren die de afgelopen jaren in interneringskampen in Xinjiang werden vastgehouden, hebben verklaard dat zij werden gemarteld en gedwongen in textielfabrieken te werken als voorwaarde voor hun vrijlating.
Katoen dat in Xinjiang wordt geplukt, komt terecht in kledingstukken die in heel Azië, van Bangladesh tot Vietnam, worden vervaardigd. Het Amerikaanse verbod geldt voor producten die “geheel of gedeeltelijk” zijn gemaakt van katoen uit Xinjiang, “ongeacht de plaats waar de eindproducten worden vervaardigd”, aldus de Amerikaanse douane- en grensbewaking (CBP).
Ikea en HM zeggen dat het alle zendingen naar de Verenigde Staten met Xinjiang katoen na het CBP verbod hebben gestopt. Nike heeft bevestigd dat zijn leveranciers geen textiel of gesponnen garen uit Xinjiang gebruiken en dat het de nieuwe eisen aan hen stelt. Er zijn berichten dat Chinese bedrijven een deel van hun productie naar Vietnam verplaatsen om onder de sancties uit te komen. Bovendien is er groeiende belangstelling voor chemische opsporingstechnologieën om de herkomst van katoen vast te stellen, hoewel deze nog niet op grote schaal worden toegepast.