Vorige week is geheel onverwacht aan een hartstilstand in zijn huis in Vleuten, in het bijzijn van zijn vrouw, zoon en dochter, oud BUN-bestuurder Humphrey Versloot overleden. De uitvaartdienst vindt in besloten kring plaats. Versloot trad in een roerige tijd toe tot het bestuur en was in de vrij korte tijd dat hij bestuurslid was, van 6 juni 2012 tot 1 januari 2014, een belangrijke pijler in de nieuwe koers die de BUN onder voorzitterschap van André Kalden zou inslaan.
André Kalden over Humphrey Versloot: “Humphrey werd in een turbulente periode lid van het bestuur van de BUN. Sommige mensen weten in korte tijd zaken op orde te brengen en in een goede richting te sturen en tegelijkertijd vriendelijk en doortastend te zijn. Die kwaliteit had Humphrey. Niet in de laatste plaats door humor en zelfrelativering. Een relativering die nadrukkelijk spiritueel geïnspireerd was. Poeha was hem vreemd. Mensen die een positie innemen maar niet het werk doen dat aan die positie verbonden is, daar had hij grote moeite mee. “Ik doe mijn werk en daarna ga ik weer”, zei hij. En zo is het ook gegaan. Het feit dat er Boeddhistisch Geestelijke Verzorging in de gevangenissen bestaat is mede te danken aan zijn inzet. Deze maakte dat de BUN eind 2012 door de overheid met recht als bestuurlijk en financieel betrouwbaar werd gezien. Eind 2013 nam hij afscheid. Zijn klus zat erop, zei hij me. Met name de laatste tijd was er een hechte band tussen ons ontstaan. We wandelden onlangs nog samen. Hij was als een oudere broer voor me. Die er nu niet meer is. Althans, – zo als Paula de Wys dat na het horen van zijn overlijden verwoordde – niet meer zoals wij hem kennen. Ik zal hem erg missen. Met name zijn stem waarmee hij zo – tja, bijna twinkelend – naast je kon lopen.”
Redacteur Joop Ha Hoek sprak in oktober 2012 met de nieuwe bestuurder. Ter gelegenheid van zijn overlijden plaatst het BD het interview vandaag opnieuw.
De Boeddhistische Unie Nederland (BUN) is een in 1978 opgerichte koepelorganisatie waarbij vijfenveertig boeddhistische organisaties (sangha’s) zijn aangesloten. Vierendertig jaar na de oprichting stelt het onlangs aangetreden bestuurslid Humphrey Versloot zich hardop de vraag: Wat betekenen BUN en sangha’s eigenlijk voor elkaar? Dat zou hij binnen een half jaar duidelijk willen hebben.
Versloot is topbestuurder bij Zorgpartners, een organisatie die zorg en mensen levert aan eigen verpleeg-en verzorgingshuizen en thuiszorg in de regio Midden Holland, zeg maar het groene hart van Nederland. De organisatie telt ongeveer 3500 medewerkers, achttien huizen van verschillende denominaties (onder meer RK, gereformeerd, Joods en mogelijk in de nabije toekomst Marokkaans) met elk een directeur, tweeduizend vrijwilligers en de mensen om wie het gaat, de ongeveer vijfduizend cliënten. Humphry Versloot is ingehuurd om lijnen uit te zetten waarlangs de organisatie zich ontwikkelt en ontplooit.
Humphrey is vijftien jaar praktiserend boeddhist, heeft een Mahayana-achtergrond maar is momenteel niet verbonden aan een sangha. Hij noemt zichzelf een ongebonden boeddhist.
De een half jaar geleden aangetreden bestuurder zegt het op de laatstgehouden algemene ledenvergadering van de BUN gemerkt te hebben. Het was voor hem een eyeopener. Het voorstel om de contributie te verhogen was aan de orde. Versloot merkte aarzeling, zelfs enige weerstand bij leden. ‘Iedere keer is de contributie een pijnpunt. Het gaat volgens mij niet om het geld, maar meer om de vraag: wat krijg ik er voor terug? Het was recht in de roos. Die vertwijfeling is er ook bij mij. Je doet wat met elkaar en je weet niet wat. We hebben met elkaar een koepel gevormd en je weet niet exact waarvoor hij dient. Het is een merkwaardig fenomeen. De sangha’s zijn vooral met zichzelf bezig, met de leer en eigen organisatie. Ze doen goede dingen. Wij ook. We hebben beiden intenties en de wil om er iets van te maken. En toch is niet duidelijk wat.’
Aan de slag
‘We zouden met de sangha’s aan de slag moeten. Hen de vraag voorleggen: Wat willen jullie van ons, wat kunnen wij voor jullie betekenen. Hoe zou dat gestalte moeten krijgen? Wat verlangen wij als BUN van de sangha’s, hoe kunnen zij ons werk en bestaan meer inhoud geven. Het rapport Lotusbloem (over het ontstaan en organisatiestructuur van BUN, BOS en BZI jh) zegt: in principe regelt de sangha het zelf en als dat niet lukt ga je een stap hoger. Dat is ook een vorm. Maar daarmee wordt de vraag nog niet beantwoord hoe dat hogere (BUN jh) functioneert en inhoud krijgt.
Als ik er naar kijk als bedrijf, de ideologie daargelaten, zou dat onderzocht moeten worden, het liefst door een onafhankelijke onderzoeker die de boeddhistische wereld goed kent, en over een half jaar met een aantal aanbevelingen komt. Daaruit zou zelfs kunnen blijken dat wij als BUN geen bestaansrecht hebben, maar dan is dat wel duidelijk. We cirkelen nu wat om elkaar heen. Ik begrijp dat wel, het is zo typisch boeddhistisch om vriendelijk voor elkaar te zijn, met mededogen naar situaties te kijken. Daar is ook niks mis mee maar het is nu even tijd voor een iets zakelijker benadering.’
De BUN is al in 1978 opgericht, het is nu 2012. Is het bestaansrecht van deze koepel niet eerder aan de orde gesteld? Waarover is er dan al die tijd vergaderd?
‘Ik heb als kersvers bestuurslid nog niet alle notulen van vergaderingen van de afgelopen jaren nagelezen. Naast belangrijke kwesties als BOS, EBU en BZI lijkt me dat er de laatste jaren vooral veel gesproken is over de hoogte van de contributie, vergaderschema, ik chargeer wat, en dat incidenten aan de orde zijn gesteld die de BUN zijn overkomen. In dat laatste is veel tijd en energie gaan zitten. Dat is niemand kwalijk te nemen, maar het is nu tijd om nieuwe structuren te onderzoeken. Wij moeten in staat zijn om nieuwe dingen te bedenken. Dat doe ik binnen mijn eigen organisatie ook. Bij het uitzetten van de lijnen en beleid voor de komende jaren neem ik mee wat overheidsbeleid is en wat mensen binnen mijn organisatie zelf aandragen, wat een grote actiebereidheid heeft. Tegelijkertijd draag ik in mijn visie ook nieuwe dingen aan waar niemand bij stil heeft gestaan. Zo zou het bij het ontwikkelen van nieuw beleid binnen de BUN ook kunnen gaan.’
Wat willen de sangha’s?
De primaire vraag is: wat willen de sangha’s. Is dat wat de commissie Lotusbloem boven tafel heeft gekregen. Of is er meer. Als je de openheid wilt hebben die zo kenmerkend is voor het boeddhisme, laat dan dingen onderzoeken. Als de eindrapportage er is, kan iedereen er op schieten. Maar dan is er naar verwachting wel een gemene deler. Misschien zijn dat zelfs verwachtingen waar specifieke personen als bestuurslid voor moeten worden benoemd, dat de huidige niet in dat profiel passen. Maar we moeten beginnen bij de basis, de sangha’s. Ik weet zeker dat daar erg veel know how zit, de kwestie is of we dat er uit kunnen vutteren. We moeten ze vragen: Hoe zijn jullie ervaringen met het verleden, en wat zijn je verwachtingen voor de toekomst? Dat moeten we helder krijgen.’
Je zegt dat er bezwaren zijn tegen het verhogen van de contributie. Een onderzoek naar het functioneren van BUN en sangha’s kost veel geld. Wie hoest dat op?
‘We zouden met elkaar dat geld op moeten brengen, het is een te belangrijke kwestie om te laten liggen. Er moet echt duidelijkheid komen. De BUN is niet rijk, dat hoeft ook niet. Maar door gebrek aan geld en middelen blijven er wel veel dingen liggen, waardoor we met details bezig zijn, terwijl we eigenlijk de hoofdlijnen willen weten. Er is weinig geld, weinig mankracht, er zouden minstens drie bestuursleden bij moeten komen, met elk hun aandachtsgebied. BOS, BZI, marketing, PR, noem maar op. Zodat het een professionele organisatie wordt.
Fundraising
Binnen het bestuur zouden we eigenlijk een meneer of mevrouw moeten hebben, noem het de penningmeester, die niet alleen kijkt naar de exploitatie maar zich ook bezig houdt met fundraising. Zodat we voor het ontwikkelen van zaken niet altijd bij de sangha’s terecht hoeven. En er een constante flow is. Ik weet wel dat het erg commercieel klinkt, en het is ook niet bedoeld om mensen af te zetten, maar om er als organisatie van te profiteren.
De penningmeester zou financiële bronnen moeten aanboren, waardoor er geld binnenkomt maar onze onafhankelijkheid niet in het geding is. In het verleden was verzekeraar Achmea goed voor een jaarlijks bedrag aan inkomsten van naar ik meen 18.000 euro. Dat is over, maar tegen een sponsor heb ik helemaal geen bezwaar, mits het een iemand of bedrijf is waar wij als boeddhisten achter kunnen staan. Dus niet de ING, want die financiert ook wapenleveranties. Maar tegen de ASN-bank of de Triodos zou ik geen enkel bezwaar hebben. Als er meer geld is, kunnen we ook een goed secretariaat opzetten. André (Kalden jh) werkt zich ongans en houdt zich als voorzitter nu met dingen bezig, waarvan je weet- dat houdt hij niet lang vol. Als ik op dit thema door filosofeer zou je ook een modus kunnen bedenken dat elk lid van een sangha een euro betaalt aan de BUN.’
Je noemt jezelf ongebonden boeddhist, je bent niet aangesloten bij een sangha. Ongebondenden kunnen op dit moment geen lid of donateur zijn van de BUN. Voorzitter André Kalden gaf na zijn bezoek aan Zwitserland, waar hij de jaarvergadering van de Europese Boeddhistische Unie bijwoonde, voorzichtig aan de mogelijkheid te willen onderzoeken of deze mensen op een of andere wijze binnen de BUN een positie zouden kunnen krijgen. Hoe sta jij daar tegenover?
‘Binnen het bestuur wordt er heel voorzichtig over nagedacht in welke vorm en in welke hoedanigheid de ongebondenden mogelijk een plek zouden kunnen krijgen binnen de koepel. Wat is de beste manier? Al gauw zou er een discussie over stemrecht kunnen ontstaan, maar dat moeten we even laten liggen. Het gaat om het principe dat als je vindt dat alle boeddhisten boeddhisten zijn, op welke wijze zij hun invloed zouden kunnen uitoefenen. Ik vind dat je daar voor open zou moeten staan, een discussie over zou moeten voeren. In het verleden hebben de sangha’s binnen de BUN gezegd: wij willen niks met die ongebondenden. Dan ging het meer om de invloed die die ongebondenden wilden uitoefenen, het stemrecht, dan dat ze er niet bij zouden horen. We moeten nu weer even terug naar de voorkant, onderzoeken in welke vorm we ze zouden kunnen betrekken bij de BUN.’
Waarom zou een ongebonden boeddhist, zoals jullie ze binnen de BUN noemen, zich willen organiseren en invloed willen uitoefenen? Ze kiezen er toch zelf voor om niet tot een sangha of een organisatie te behoren. Maak je er niet zelf niet te veel een case van?’
‘Het zou kunnen zijn dat ze een sangha te eng, te beperkend vinden. Als je vanuit de BUN redeneert beschouwt de overheid ons als de vertegenwoordiger van alle boeddhisten in Nederland. Als wij dat ook vinden zou je moeten onderzoeken hoe je gebondenden en ongebondenden kunt verbinden. Die ongebondenden doen het op hun eigen wijze, dat is een vrijheid die bij het boeddhisme past. Binnen de sangha’s zijn er vast wel wijze geesten die een vorm van verbinden kunnen bedenken. Ongebonden in gebondenheid. Of mogelijk zou de pas opgerichte lerarenraad binnen de BUN daar een visie op kunnen ontwikkelen. Ik zie de BUN als een middel om mensen te verbinden. Maar het is aan de ongebondenden om te zeggen: dit past mij wel of niet.’
Moet er dan een sangha komen van ongebonden boeddhisten?
‘Dat laat ik graag aan anderen over, om dat uit te ontwikkelen. Als ik lid word van een sportvereniging, dan zijn er ook meerdere mogelijkheden. Ajax bijvoorbeeld is bekend van het voetbal, maar je kunt er ook andere sporten beoefenen.’
Hoe groot is de vraag? Waarom zou je al die moeite doen? Ik ken, en nog niet eens persoonlijk, maar een handjevol mensen die zich druk maken over het lidmaatschap van ongebondenden. En dan meer argumenteren over het lidmaatschap zelf dan inhoudelijk de discussie aangaan en zeggen wat zij voor de BUN kunnen betekenen. Het was toch Kennedy die ooit zei: Vraag niet wat het land voor jou kan doen, maar wat jij voor je land kunt doen?
‘Ja, ja. Cijfers ken ik niet, misschien dat in het eerdaags te verschijnen Kaski-rapport die wel worden genoemd. Er zijn in het verleden verschillende schattingen gemaakt van het aantal boeddhisten in ons land. Maar ik vind dat niet zo interessant. Het gaat mij niet om de aantallen maar om het principe. Hoe kan je mensen, boeddhisten met elkaar verbinden. En het boeddhisme een gezicht geven als koepel. Daar zouden we ook de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS) meer bij kunnen betrekken. Naar mijn idee hebben we als BUN de BOS te weinig gevraagd voor veel dingen. Qua marketing hadden we dat misschien meer kunnen uitnutten. Om als boeddhistische groep naar buiten te treden. Daar is te weinig gebruik van gemaakt door de BUN. Ik ga nu iets invullen en dat zou ik niet moeten doen, maar in de marketingachtige sfeer zou het zomaar kunnen zijn dat de BUN er een sangha uitlicht en dat de BOS daar dan een prachtige documentaire over maakt. Niet om zieltjes te winnen maar zoals de Dalai Lama zegt: er zijn meerdere rivieren die naar de zee stromen.’
Dat tast toch de door de omroepwet zo geprezen onafhankelijkheid van de BOS aan, de boeddhistische omroep als Vaticaankrant?
‘Als je een boeddhistische stroming in het licht zet, is dat toch geen reclame. Meer van, er gebeurt zo ontzettend veel in boeddhistisch Nederland, hoe breng je dat voor het voetlicht. Zodanig dat er ook meer binding ontstaat tussen de verschillende tradities, groepen en groepen groeien.’
In het rapport van de commissie Lotusbloem worden criticasters genoemd, die, misschien niet altijd op een koosjere wijze, hebben geprobeerd het naar hun mening onvolledige functioneren van de BUN aan de kaak te stellen. Als de BUN hervormd zou worden, ga je dan ook iets met die kritiek doen?
‘Als we gaan professionaliseren moeten er in de eerste plaats een paar bestuursleden bijkomen. En we zouden de samenwerking, in ieder geval de binding met BOS en BZI (geestelijke verzorging in justitiële inrichtingen jh) kunnen optimaliseren. We bezien hoe we de ongebondenden mogelijk een plekje in de koepel kunnen geven. In dat proces kunnen alle relevante opmerkingen die in het verleden zijn gemaakt meer plek krijgen. Het is een zaak van oorzaak en gevolg, het is maar net waar je begint. De intake, dat de BUN geen professionele club is, is terecht. Dat kan ook niet anders, gelet op de middelen waar wij over beschikken. Het is een hele smalle basis.’
Waarom is er zo’n groot verloop onder bestuursleden, ze vormen inmiddels een lange lijst.
‘Ik zou het niet weten. Ik weet dat er in het verleden wel eens gedoe was, maar ik heb zelf geen oud-bestuursleden gesproken. Wat me opvalt is dat er binnen de vereniging weinig structuur was en dat we er nu te weinig structuur in aanbrengen. Maar de bestuursleden zullen ongetwijfeld naar beste kunnen en weten hebben gehandeld. En als je dan gedoe en kritiek op je bordje krijgt, dan kan ik me voorstellen dat ze denken: ik steek er veel onbezoldigde tijd in, doe m’n best en dan dat gedoe binnen de marges. Ik stop er mee.’
Schrikt de soms felle en volgens sommigen ongefundeerde kritiek op de BUN zittende en aspirant bestuurders af? Rob Hogendoorn, een van de criticasters, wordt in een artikel in het dagblad Trouw een hinderlijke stoorzender genoemd, zo ervaren ze in boeddhistische kringen.
‘Te veel bestuurswisselingen zijn niet goed, dat schrikt mensen af. Ik kan alleen naar mijn eigen positie binnen de BUN kijken. Toen ik voor deze functie gevraagd werd, wist ik: ik kan niet zoveel doen. Maar waar ik goed in ben is structuur aanbrengen, dat is mijn sterke kant. Ordenen, omhoog laten komen zodat dingen kunnen gaan bloeien. Als bestuurder heb ik bewezen vorm te kunnen geven, daarom willen ze mij graag hebben.’
Naar verwachting neemt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dit jaar nog een beslissing over de definitieve erkenning van de BUN als zendende instantie voor de boeddhistisch geestelijke verzorgers in de gevangenis. Het rapport van Kaski , het onderzoeksinstituut van de Universiteit Nijmegen, is zo goed als klaar. Is er spanning over de uitkomst van het onderzoek?
‘Ik heb het concept zelf nog niet gelezen. Het was wat ik gehoord heb een complex onderzoek. Zaken over hoe de achterban van de BUN te meten, gebonden en ongebonden boeddhisten, zullen er wel in worden behandeld. Maar of de uitslag nu wel of niet gunstig is voor de BUN, in beide gevallen zullen we iets moeten doen. Wat wel spannend is of de BOS (Boeddhistische Omroep Stichting) op termijn opgenomen zal worden in een andere mediasetting en welke invloed kunnen we dan nog als boeddhistisch organisatie uitoefenen?’
Is die invloed er dan nu wel?
‘Ik weet dat er formele contacten tussen BOS en BUN zijn, maar weet niet of wij thema’s, ideeën voor programma’s aan de orde stellen die wij graag behandeld zouden zien door de boeddhistische omroep. Maar ik praat nu voor eigen kerk, ik weet dat niet. Maar als de BOS gezien wordt als onderdeel van het boeddhistisch netwerk, dan zou het slim zijn van de sangha’s om via de BUN onderwerpen aan de orde te stellen die de omroep kunnen voeden met goede ideeën.’
Hoe is het contact tussen BUN en BZI, de boeddhistische zendende instantie? Gaat het naar verwachting?
‘Er is een goede communicatie tussen beide organisaties om dingen helder te krijgen als dat nodig is. Zo is er een discussie geweest of boeddhistische geestelijke verzorgers een academische titel zouden moeten hebben. Dat vind ik wel heel apart. Ik snap wel dat dominees ook academisch zijn opgeleid, maar je zou je ook kunnen voorstellen dat als ik iemand help in de gevangenis, het niet zo interessant is of dat een academicus is. Het gaat om mededogen en meevoelen en dingen die veel waardevoller zijn dan het hebben van een academisch opleiding. Mensen van a naar b brengen, zodat als ze uit de gevangenis komen ze hun leven anders kunnen invullen. Maar okay, dat is een station passé, ooit zo bedacht.’
Ja, door de overheid en door de BUN gevolgd, met als gevolg dat natuurtalenten voor dat werk als Eric Soyeux en Frank Uyttebroeck geen erkende boeddhistische geestelijke verzorgers kunnen zijn.
‘Dat is gewoon waanzin. Persoonlijk had ik me in die discussie meer principieel opgesteld. Nou overheid, jammer, maar wij vinden zo’n academische achtergrond helemaal niet nodig. Een hbo-opleiding is voldoende om toch een bepaald niveau te garanderen. Ben benieuwd hoe de overheid dan gereageerd had. Ik weet ook niet of de vraag over zo’n opleiding vooraf ook bij de sangha’s is gelegd. Als zij gezegd hadden dat het flauwekul is, had ik me als bestuurder ook zo opgesteld. Maar je kunt het ze natuurlijk alsnog vragen.’
Je volgt het boeddhistisch pad, heb je iets aan die ervaringen in je werk in de zorg?
‘Vijftien jaar geleden begon ik met retraites bij het Maitreyainstituut in Emst. Ik had daar een sterk gevoel van samenzijn, terwijl ik in meditatie toch diep weg was. Rond 2000 volgde ik teachings bij Lerab Ling van Sogyal Rinpoche, in Zuid-Frankrijk. Daar werd ik heel erg met mezelf geconfronteerd. Ik heb nog het moment mee gemaakt dat er veel mensen met een stok of rollator in dat centrum waren. Op een dag kwam de verordening dat al die hulpmiddelen het gebouw uit moesten, met mededogen, maar toch. Mensen moesten leren in hun eigen kracht te staan. Letterlijk. Dat was een enorm confronterende methodiek, maar wel bijzonder om mee te maken. En je zag wonderwel dat die mensen ook zonder die hulpmiddelen nog uit de voeten konden. Ze waren zo gehecht aan die veiligheid die ze ineens moesten loslaten. Dat was waar het in feite om ging, loslaten. Sogyal was er heel expliciet in, niet een beetje, maar direct. Ik heb er van geleerd, ik zie nu in onze huizen veel mensen hangen op hun rollators. Voor hen is het hulpmiddel een doel geworden. En hoe gaan we dat veranderen? Dus Sogyal heeft we wel een tikje meegegeven.’
Suf van medicijnen
Vanuit mijn boeddhistische beleving voer ik daar gesprekken over met mijn directeuren. Er is een kentering gaande, ook op het gebied van medicijngebruik. Mensen eten zich er suf aan en de dokters zien achter elk probleem een medicinale oplossing. Maar je zou patiënten ook op een andere wijze kunnen helpen. Een voorbeeld. Dementerende mensen worden tussen zeven en acht uur ’s avonds op bed gelegd. Tegen twee uur zijn ze weer angstig wakker, want het is donker en dat vinden ze eng. Een slaappil doet ze weer indutten. In Amerikaanse verpleeghuizen worden die mensen tot tien uur ’s avonds bezig gehouden en gaan dan versleten naar bed en ze slapen als Doornroosje. Die aanpak komt vanuit een heel andere mindsetting.
Ik mediteer dagelijks, zet me in het licht. Met het boeddhisme als basis, maar ik verdiep me ook in andere technieken en stromingen om daar wat van te leren. Het gaat mij erom hoe ik een beter mens kan worden. Ook in mijn werk, door niet te oordelen of te veroordelen, los te laten, eerlijk te zijn. Met meditatie doe ik veel wijsheid op, maar dat toe te passen in de praktijk is nog het grootste probleem.’
Het bestuur van de BUN reageert op het overlijden van Humphrey Versloot als volgt:
Het BUN bestuur heeft met leedwezen kennisgenomen van het plotselinge en volstrekt onverwachte overlijden van haar oud bestuurslid Humphrey Versloot. Het bestuur herdenkt Humphry als een gewaardeerd bestuurslid en vriend met betrokkenheid, humor en inspiratie.
Wij zijn dankbaar voor zijn bijdrage aan de BUN en zijn in gedachten bij zijn vrouw en kinderen.
Namens het BUN bestuur, Reinier Tilanus