Ik vind de originele teksten met de leerredes van Boeddha vaak droog, en daardoor eigenlijk best moeilijk om te lezen. Of op zijn minst vind ik het vaak geen aangename lectuur. En dan heb je nog al die opsommingen, alsof je weer in een klas van de lagere school zit.
Boeddha leefde dan ook in een ander tijdperk, in een andere cultuur. In die tijd had je bijvoorbeeld een orale traditie en werden de uitspraken van een leraar zoals Boeddha pas veel later opgeschreven. Vaak pas laat na zijn dood. Om het gesprokene te memoriseren zijn lijstjes nuttig en zijn verhaaltjes een geheugensteun. Zeker voor iemand als Boeddha die lang leefde en veel en vaak lange leerredes hield, hadden zijn volgelingen die lijstjes en verhalen hard nodig. De drie oorzaken van het lijden, de vier edele waarheden, het achtvoudige pad… De parabel van de giftige pijl, de parabel van het mosterdzaadje, het verhaal over hoe prins Siddhartha het lijden leerde kennen…
Toen ik voor het eerst boeddhistische teksten las, had ik vooral moeite met het schijnbare fatalisme in gortdroge beweringen zoals ‘het leven is lijden’. Tot ik inzag: het is nuchter gezien toch zo? Het leven is vaak best moeilijk. Dat kon ik pas toegeven toen ik ‘lijden’ leerde vervangen door ‘stress’, het loutere feit dat we allen problemen en ongemakken ondervinden. Dat klonk al veel gewoner. Ook de schijnbaar strenge boeddhistische houding tegenover begeerte vond ik eerst erg veroordelend. Vooral een koele omschrijving als die van onze verderfelijke ‘dorst’ naar genot. Tot ik begeerte en genot leerde vervangen door gewoon ’zich hechten aan.’ We kleven tenslotte vast aan onze behoeften en onze opvattingen.
Ondertussen ben ik nog meer gewoon geraakt aan de no-nonsense benadering van Boeddha. Ik denk nu meer en meer dat onze neiging om ons te hechten aan mensen, dingen en opvattingen te maken heeft met simpele energiebesparing. Het vraagt nu eenmaal minder inspanning om je vast te houden aan dat waaraan je gewoon bent. Om op dezelfde manier te blijven omgaan met mensen en dingen. Om je oude opvattingen te behouden, zeker als die lijken te werken, als die de complexe realiteit afdoende lijken te verklaren.
Alleen is het zo dat als situaties veranderen, je best ook je omgang met de mensen en dingen in die situatie verandert. Ook is het beter om in een nieuwe situatie je oude opvattingen mee te vernieuwen. En daar wringt bij ons het schoentje. Bij ons, koppige overlevers, want dat zijn we toch in de eerste plaats, net als de dieren. Allereerst vraagt de nuchtere mens zich af: waarom zou ik moeite doen om mijn oude, beproefde manier van leven om te gooien? Vervolgens komen we allemaal in aanraking met onze diepe angst dat alles verandert, dat we geen wezenlijke houvasten hebben. En dan is er onze diepste angst voor de meest fundamentele verandering: dat we ooit zullen doodgaan, verdwijnen, oplossen in het grote niets.
Om met zo’n diepe angsten om te gaan is veel training nodig. Wat we niet graag onder ogen zien, vergeten we o zo gemakkelijk. Om te memoriseren wat de weg uit onze angst is, om de boeddhistische inzichten levend te houden, hebben we dus lijstjes nodig. En droge beschrijvingen van de realiteit, een no-nonsense stijl die geen doekjes windt om de essentie waarvoor we toch liever onze ogen zouden willen sluiten. Hoe het leven uiteindelijk draait om heel kleine dingen waarvan we enkel een tijdje kunnen genieten als we ons er niet aan vastklampen. Meer is het niet. En meer moet het volgens Boeddha ook niet zijn. Maar zover ben ik nog niet. Eerst nog wat koele beschrijvingen van mijn lijden nodig, en droge lijstjes met manieren om mijn lijden te beëindigen.