Ik heb al ongeveer 20 jaar een eigen kleermaker, niet dat hij van mij is, maar ik laat mijn overhemden en jasjes door hem maken. Hij woont en werkt in Staphorst, is een Hindoe, dat zijn de beste kleermakers zeggen ervaringsdeskundigen en hij heet Khaarah. Staphorst ligt niet naast de deur in Rotterdam waar de Kloosterbunker staat waarin ik woon, maar de ritten naar mijn kleermaker maak ik met grote vreugde.
In de journalistiek gaat het om vragen beantwoorden. Dus eerst geef ik antwoord op de vraag van het waarom van de kleermaker. In mijn column over de bolus in een barak van zeer verdrietige maar ook hongerige stadskinderen in Vorden maakte ik melding van het feit dat ik ondanks de hongerwinter van ’44-’45 in 1946 een geboortegewicht had van 9 pond. Ik ben altijd al tegen de stroom in geweest. Toen ik volwassen was en nog geen grammetje vet op de botten had woog ik 98 kilo, ik had het lijf van een adonis.
De gewichtstoename begon toen mijn vrouw, de moeder van mijn kinderen, zwanger was van onze eerste. Niks is zo mooi als een zwangere vrouw die leven schenkt. Waarschijnlijk uit een soort solidariteitsgevoel groeide ik in de breedte mee en ondanks enkele strenge diëten waarmee ik wel 25 kilo afviel en ik doodongelukkig werd door het eten van zure bommen en smerige krakende groene sla bleef ik de zwanger status houden.
Mijn laatste kuur eindigde heel lang geleden toen in bij een diëtiste zat in de Spoorstad, ook niet een van de slankste. Maar haar adviezen hielpen wel. Tijdens een consult opende de deur van haar spreekkamer en een man van wel naar schatting 130 kilo – we mogen hem gerust blubbertje noemen- waggelde op kromme benen die het gewicht nauwelijks konden dragen de ruimte in. De buik klotste links en rechts. Het was geen patiënt maar haar eigen man. Dat was daar niet pluis en ik ben er nooit meer heengegaan.
Door de onstuimige groei van het lijf, journalisten eten vaak buiten de deur en zitten veel, was ik aangewezen op kleding uit de outsize manshop. Hoe vriendelijk ik er altijd werd ontvangen- de hemden, broeken en jassen waren qua grootte niet altijd naar mijn zin. Bij het bukken was soms toch en stuk bilnaad te zien of als ik hoestte vlogen er knoopjes van het hemd. Te smalle jasjes veroorzaakten een hoog stemgeluid waardoor ik in winkels met mevrouw werd aangesproken.
Tot ik met een vriendin bij de kleermaker in Staphorst belandde. Het was een verademing. Je verwacht in Staphorst geen Hindoestaanse kleermaker, maar hij was er toch. Ik noem hem Khaarah omdat mijn vriendin hem zo noemde, maar ik geloof dat het zijn achternaam is dus eigenlijk is het onbeleefd. Zouden mensen mij met Hoek aanspreken dan zou ik dat ook niet leuk vinden. Hé Hoek.
De stoffen waarvan de hemden en jasjes gemaakt worden koop ik bij een stoffenzaak in Rotterdam. Katoen, zijde, linnen, dat soort. Dan bel ik de kleermaker op en maak een afspraak. In zijn huis gelden vaste rituelen, eerst zet zijn vrouw een kopje thee, koekje er bij, en met de kleermaker praat ik dan over van alles en nog wat maar niet over kleding. Ik informeer hoe het met zijn kinderen gaat en hij met de mijne. Hij komt regelmatig in Den Haag dus ik vraag naar zijn ervaringen daar. Omdat Rotterdam vlakbij Den Haag ligt praten we ook over Rotterdam.
Na ongeveer een half uurtje staat de kleermaker op, opent het wikkel met de stoffen, keurt ze en neemt mij met een centimeter de maat. Ik vertel hem dat ik graag een borstzakje wil om mijn bril in te steken – hij noteert borstzakje, kleur van knoopje, hij noteert kleur van knoopjes en zegt altijd: ik maak het hemd 2 centimeter wijder. Zijn vrouw schenkt nog een kopje thee in en na een, twee weken zijn de hemden klaar en haal ik ze op.
Niks is zo heerlijk als een door een eigen kleermaker genaaid hemd ervaar ik als zoon van een havenarbeider.
De laatste keer dat ik bij hem was schrok ik wel. Hij was geen kleermaker meer maar bekleedde scooters met leer met een speciale print, vertelde hij. Hij zag hoe ik bedrukt keek- ik heb geen scooter, maar hij zei troostend dat hij voor speciale maten nog wel kleding bleef maken. Ik kon hem wel kussen.
Mijn wens is: iedere arbeider zijn eigen kleermaker.
Moedig voorwaarts!