Hoe Homo Sapiens mislukte
Zullen we het maar onder ogen zien: de mens is steeds meer een mislukt dier. Ogenschijnlijk is het mensdier in het voordeel. Homo Sapiens is veel beter dan andere dieren in staat om talige betekenis te geven aan eigen leven en werkelijkheid. Maar juist die voorsprong op andere dieren blijkt steeds meer een gigantische handicap te zijn. Ook de moderne mens kan de oneindige mogelijkheden niet aan, ondanks alle wetenschappelijke kennis. Leiders geven namens en voor anderen betekenis, maar mislukken stelselmatig. Het genie blijkt per saldo een prutser te zijn, helemaal als het zich opschaalt tot machthebber.
Zie de moderne mens
Sorry, dit wordt geen vrolijk mensbeeld. Temeer omdat de individualisering de mens in de laatste eeuwen verantwoordelijk heeft gemaakt voor de eigen zingeving. De gave is steeds meer een opgave geworden. De moderne mens weet minder dan ooit wat hij aan moet met de voorsprong op de andere dieren. Hij leek zo veelbelovend, maar weet steeds minder te geven.
De kroon van de evolutie? Eerder verdiepende involutie. In de mensengeschiedenis waren er af en toe herstelpogingen middels revoluties: agrarisch, stedelijk, 1889, industrieel, 1918, 1968, 1989, digitaal. Maar die hadden altijd een schaduwkant. De modernisering bracht geen uitkomst, maar maakte het probleem eerder groter en onbeheersbaarder. Zie kapitalistische uitwassen, klimaatcrisis, oorlogen, armoede, migratiestromen. Kranten registreren dagelijks het falen.
In ons land haalde de ontzuiling de vaste kaders weg, zonder dat er iets voor in de plaats kwam. Dat vergrootte de vrijheid, maar zorgde er ook voor dat niet meer duidelijk was wat de kernwaarden voor individu en samenleving zijn. Populisme kreeg ruimte.
Maak kennis met Kees Luns
Laten we, nu in onze tijd het individu op een voetstuk staat, één modern exemplaar van de mislukte diersoort mens onderzoeken. We kijken mee over de schouder van één persoon. Zo krijgen we inzicht in de huidige prutspraktijk van de mens als betekenisgever.
Maak kennis met vijftiger Kees Luns. Hij komt net onder de douche vandaan, heeft zich afgedroogd en staat nu in Adamskostuum voor de badkamerspiegel. Een filosofische bui is voor hem aanleiding om zichzelf eens goed te bekijken. Dat leidt tot een innerlijke monoloog-dialoog. Kees onderzoekt de betekenis van Luns als falende betekenisgever.
Kees bespiegelt
‘Tja, Luns, daar sta je dan zoals je op de wereld kwam. Je hebt intussen wel een grote mond, maar ook een klein hartje. Vaak weet je niet wat je moet zeggen, en dan roep je maar wat. Over je gevoelens ben je de regie al lang kwijt. Wat een verstandige keuze is, weet je eigenlijk niet. Je lijkt hartstikke sociaal, maar je voelt je toch ook vaak eenzaam. Zelfs met je eigen partner en kinderen blijf je per saldo op afstand. Zo ook met je naaste collega’s.
OK, Luns, je hebt een redelijk beloonde vaste baan. Je koos zelf het werk dat je doet, maar daarmee was je je keuzevrijheid kwijt. Echt plezier in je werk heb je maar zelden. Je hebt inspraak, zeggen ze, maar een bedrijf is geen democratie. Je snapt ook vaak de zin niet van wat je moet doen op jouw afdeling. In een supergrote machine ben je een piepklein radertje. Daardoor lijk je onmisbaar, maar voor jou is er zo een ander.
Toegegeven, je hebt het wel beter gekregen dan je pa en opa. Maar zullen je kinderen dat ook kunnen zeggen? Van wat je overhoudt, koop je kick-dingen. Die duren qua aankooplol een weekend. Nu ja, de vakantiepret hooguit een week. Dat gezinsautootje was geweldig, ooit, maar nu is het een achterhaald model. Er zit niet eens navigatie in.
Dus denk je steeds vaker na over de zin van je leven. Dat doe je aan de hand van de brokstukjes zin die pa en opa hebben doorgegeven. Daar zitten wel mooie mozaïeksteentjes bij, zoals iets doen voor een ander, zonder dat je er beter van wordt. Of gewoon meeleven als die ander even in de stront zit.
Een deel van die mozaïeksteentjes is religieus. Opa en pa waren nog van de kerk. Een van die steentjes belooft een paradijs, maar pas na dit leven. Maar zeg eens: waarom hebben religies een universele boodschap en zijn ze tegelijk zo exclusief als wat? Bestaat God nu wel of niet voor jou? En waarom krijgt het kwaad steeds vrij spel? Weet jij waarom vrede en oorlog elkaar afwisselen? Erken het maar, Luns, je loopt steeds vaker tegen zinloosheid aan.
Neem nou de klimaatdreiging, stikstof en zo. Je zag het pas nog in het nieuws: als iedereen op aarde zou leven zoals wij in Nederland, dan heb je drie aardes nodig. Waarschuwingen voor klimaatellende gaan bij regeringen het ene oor in, het andere uit. Waar blijf jij dan, burger K. Luns? Wat betekent jouw stem in het stemhokje? Ook daarbij ben je een – nog pieperiger – klein radertje. Weet jij veel?
Wat je wel weet: dat je er iets van wilt maken, maar dat je, als je de vijftig gepasseerd bent, ontdekt dat je marginaal bent. En dat je marge ook nog aan de smalle kant is. En wat zo frustrerend is: je hebt wel een idee hoe het anders kan, maar je hebt geen speelruimte. Het zal wel in het beestje zitten, mens geheten. En dan heb jij nog door dat je feitelijk mislukt bent, maar heel veel anderen hebben dat niet eens in de gaten.
En nu moet je je als de bliksem gaan aankleden, Luns! Een plezierige werkdag, Maak er wat moois van, ondanks je weet wel.”
Resteert nog speelruimte?
Tot zover Kees die Luns toespreekt. Met zijn menselijke gave om van alles van betekenis te voorzien, ook zichzelf, formuleert hij voor zijn spiegeltje spiegeltje aan de wand de naakte lelijke waarheid. Dit ben ik, een modern mens, dit is mijn identiteit – of gebrek daaraan. Ik val door de mand.
Anderen gun je een kijkje in die spiegel, vooral als ze niet, zoals Kees Luns, in de marge verkeren, maar in het machtscentrum. Zij hebben de beschikking over allerlei machtsmiddelen, maar kunnen zelfs dan hun beloften niet waarmaken. Niet in vijfentwintig uur onderhandelen, niet in honderd dagen decreten, niet in drie jaar oorlog, en zeker niet in anderhalf jaar genocide.
Er is nu wel erg veel dat Luns en alle andere mensen overstijgt. Dat was er altijd al en zal zo blijven. Het zit in zijn DNA dat de mens overstegen wordt. Hij zoekt manieren om met die overstijgende gehelen om te gaan, maar faalt, per definitie. Wat voor -isme of -dom hij ook aanhangt, het is niet afdoende. Hooguit herkent hij zich in Luns’ zelfportret van de veelbelovende weiniggever.
De enige troost is dat de mensheid perioden kent dat het beter lijkt te gaan. Dan krijgt ze even adempauze. Ze is dan moe van alle ellende en domheid. De wal keert tijdelijk het schip. Machthebbers lijken zich te bekeren. Zowaar komt het spel van de creatieve betekenisgeving heel eventjes op gang. Men durft weer te beloven en te geloven, ook al is de speelruimte beperkt.
Tot de klad er weer in komt en de samenloop van omstandigheden een donkerbruine periode programmeert. Zoals nu.