Ho ho ho, riep de Chef tegen de aanwezigen in de Kloosterbunker. Er was een vileine discussie ontstaan over het afschieten van een deel van de populatie damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen bij Zandvoort.
Waarom schieten de jagers de mensen die er last van hebben niet af, vroeg A. Maar daar wil de Chef niet van horen- hij is tegen vuurwapengebruik. De damherten- ‘als er een hert over de dam is volgen er meer’- houden de gemoederen in de Kloosterbunker goed bezig.
Een paar jaar geleden zijn er in de duinen tweehonderd uitgezet. Het zijn er nu drieduizend en ze vreten alle jonge aanplant op waardoor vogels en vlinders wegblijven of doodgaan, vertelde een duinwachter. Aan het eind van de middag gaan de herten Zandvoort in en brengen daar de nacht door. Om ’s morgens weer de duinen in te gaan., de Duinherten.
De mensen die het plannetje bedachten om de herten uit te zetten hadden natuurlijk kunnen weten dat er een overbevolking zou ontstaan. Herten gebruiken geen condooms en ze waren niet gecastreerd of gesteriliseerd. Een en een is twee, en tel maar door. De mens wikt, de mens beschikt. Het hert is de pineut.
Chef zag gisteren de beelden op tv- het zijn er inderdaad wel veel, zag hij. En zo mak als een lammetje. De verslaggever van het Journaal stond vrijwel middenin zo’n groep herten. Ze deden rustig hun dutje. Chef dacht: dit is een plaag, voor de herten ook niet leuk. Jagers gaan 2200 van die herten afschieten. Broers en zusters, vaders en moeders damhert zullen met één welgemikt schot uit de levens van andere herten verdwijnen. Ook niet leuk. Het vlees gaat naar de voedselbank. Chef is geen lid van de voedselbank.
De rechter heeft het afschieten van de herten goedgekeurd, zonder strafoplegging hoewel het eigenlijk dood-door-schuld is. De daders die de dieren uitzetten krijgen geen straf.
Het leven is altijd kiezen. Boeddhistische monniken in een Amerikaans klooster liepen met helmen op door de ruimten omdat het dak elk moment in kon storten. Er zaten honderden boktorren- grote knagende kevers in de balken. Het was zij of hullie. Nou, hullie waren de klos. Op een dag waren ze allemaal dood- vergast en vernietigd. De kevers. In dat boeddhistische klooster. En de monniken zongen voort, zonder helm. In een klooster op de heuvel.
En ineens zag Chef het licht. Waarom worden die 2200 damherten die op de dodenlijst staan niet gevangen en met een groot militair vliegtuig vanaf de luchtmachtbasis Eindhoven naar een plek in Europa gebracht waar ze nog wel een -levend- damhert kunnen gebruiken. Een inburgeringscursus hoeven die herten niet te doen en de damherttaal is universeel. En in zo’n groot vliegtuig gaan er zeker wel duizend, schat Chef.
Wat ben je toch een genie, zei A. tegen Chef. Laten we maar effe een potje dammen, zei Chef. Hij begon ook te zingen. ‘Daar waren twee monniken, Hans en Joop, in een klooster op een heuvel. Ze sleten hun tijd en dat was een hoop, met sigaren, wijn en gekeuvel.’
Dat brak het ijs weer in de Kloosterbunker.