Een internationale trein raast door het landschap. Voor de Rotterdamse conducteur Bert Heezen (45) is zijn werkplek meer dan een loc met wagons eraan gekoppeld. De stalen kolos noemt hij een rijdende leerschool. Elke reis weer confronteren passagiers hem met zijn tekortkomingen en ongemakken of delen in zijn geluk.
‘Al 18 jaar ben ik treinconducteur, ik houd van mijn vrijheid en wilde graag reizen. Daarom ben ik bij de NS gegaan. Voor die tijd werkte ik bij een reisbureau en heb de hele wereld gezien. Het leven was één grote vakantie. Om de drie weken was ik in een buitenland. Het was een prachtige tijd, dat vind ik nog steeds. Maar toch begon ik iets te missen. Als ik weer thuis was vroeg ik me af, is dit nou wat ik wil? Ik liep mezelf achterna, was onrustig, het was in feite een lege boel. Ik ging boeken lezen, zoals de Ashtavakra Samhita, over het ego en begeerte, en raakte geïnteresseerd in mensen die met anderen bezig waren, zoals dominee Marten Luther King. Dat pakte mij. Daarnaar op zoek ben ik in het boeddhisme terecht gekomen. Daardoor ben ik heel anders gaan leven, denken en handelen. Ik weet nu dat alles maar tijdelijk is en dat daardoor lijden ontstaat.. Dat begeerte een slechte drijfveer is. Nu ik dat weet ben ik een stuk rustiger geworden. In mijn handelen, mijn geest. Dat valt ook collega’s op en mijn baas. Die verbazen zich daarover.’
‘Op de trein leer ik door anderen voornamelijk mezelf kennen. Zo’n vierhonderd passagiers reageren op mij, elke keer weer. Zit ik af en toe niet lekker in m’n vel en ben ik kortaf, dan krijg ik dat terug. Mensen zijn dan vervelend en dat heeft een weerslag op mijn gedrag. Andersom is het ook zo. Vriendelijkheid roept een goede sfeer op. In het gedrag van de reizigers kom ik mijn eigen frustraties tegen, zaken die ik niet heb verwerkt in het leven. Of als ik gehaast ben, doordat ik te kort heb geslapen. Als ik weer thuis ben denk ik na over wat er die reis gebeurde. En leer daar van, pas mij aan. Elke reis weer opnieuw leer ik bij en daardoor leer ik ook mezelf beter kennen.’
‘Het boeddhisme leert mij achter dingen te kijken, de oorzaak van handelen te achterhalen. Wat beweegt mensen om iets te doen, zich op een bepaalde manier te uiten? Vroeger dacht ik altijd dat reizigers vervelende mensen waren, zeurpieten. Nu besef ik dat ik zelf dingen aanstuur, door iets te doen of te laten. Er zijn vervelende reizigers, natuurlijk, want meer dan een miljoen Nederlanders zit aan de antidepressiva. Een deel ervan zit bij mij in de trein. En iemand die geestelijk de kluts kwijt is, daar valt geen logica meer aan te ontdekken. Het gekke is dat meestal niet wordt onderkend hoe ongelukkig zo’n persoon is. De meest makkelijke oplossing voor mij is hem de trein uit te zetten als hij asociaal gedrag vertoont. Maar waarom zou ik me meer inspannen voor een lichamelijke gehandicapte, waar menigeen bij de NS voor in de weer is, dan voor een verward mens? Die is er nog erger aan toe. Je zal zelf maar in zo’n staat verkeren! Ik geef aan hem te accepteren, door soms alleen maar vriendelijk en respectvol met hem om te gaan. Dat probeer ik over te brengen op mijn collega’s, die zo’n iemand alleen maar als een lastpak zien. Je kunt toch niet boos worden op iemand die ongelukkig is, hou ik ze voor. Oh ja, zeggen die collega’s dan. En ze pikken dat op. Als ik ze, soms na een paar maanden, weer tegenkom, zeggen ze, weet je nog dat… En dan ben ik het zelf allang vergeten. Maar hun gedrag is wel veranderd. Of ze zijn boeken gaan lezen over conflicten waar ze wat van opsteken.’
‘Elke dag begin ik met meditatie, meestal ’s morgens vroeg voordat ik naar mijn werk ga. Al is het maar tien minuten, dan is het rustig in mijn hoofd en in de trein. Ik lees nog steeds veel boeken over het boeddhisme, maar wil daar in de toekomst mee stoppen. Het vergaren van kennis is ook een begeerte, een verslaving. Ik heb een foto van een zen-monnik die op een gegeven moment al zijn boeken verbrand. Dat spreekt mij wel aan. Misschien ben ik op een dag ook zo ver.’
‘Het zijn bijna altijd dezelfden die voor onrust in de trein zorgen. Zwervers bijvoorbeeld, die zwart reizen. Die willen alleen maar overleven. Ze zijn fysiek bezig met de dag, niet met morgen. Ze voelen zich genegeerd door de samenleving, die ‘ze niet eens zien staan’. En bedanken mij zelfs, het is te gek voor woorden, als ik ze respectvol aanspreek en ze vraag zich voortaan bij aanvang van de reis even bij mij te melden. Zodat we afspraken kunnen maken. Nu is het maar een zwerver, maar je weet nooit hoe iemand er over tien jaar aan toe is. Ik wil er alles aan doen om zijn toekomst niet te schaden, maar moet me ook aan de regels van de NS houden. Respect tonen is het minste dat je kunt doen. Wil jij als een paria behandeld worden?’
‘Op de trein komt geweld regelmatig voor. Zelf ben ik daar ook een paar keer slachtoffer van geworden. Op een dag kreeg ik flinke klappen van een man die helemaal doorgedraaid was. Op zo’n moment schrik ik en bescherm mezelf door die slagen af te weren. Ik ben gelukkig niet gewelddadig van aard. Ik was zo angstig dat ik bijna de trein niet meer door durfde te gaan. Nadat de dader door de politie eruit was gehaald en verhoord hoorde ik over zijn achtergrond. De man had als kindsoldaat verschrikkelijke dingen meegemaakt, had zijn eigen moeder moeten neerschieten. Zijn agressie was niet tegen mij gericht, maar tegen het uniform. Want op de trein bepaal ik wat er gebeurt. Toen ik het waarom van die klappen begreep hielp het mij het gebeurde te begrijpen. Alles heeft zo een reden in het leven. Alles is anders dan het lijkt.’
‘ Ik kan redelijk goed met verschrikkelijke dingen omgaan. Er zijn collega’s die vreselijk kwaad worden als iemand zich voor de trein werpt. Zelf heb ik het drie keer meegemaakt. Het klinkt misschien gek maar de aanblik zelf doet mij niet zo veel. Natuurlijk vind ik het triest voor het slachtoffer. Maar het waarom intrigeert mij het meest. Wat drijft zo’n mens om een eind te maken aan zijn leven? Hij beseft blijkbaar niet dat emoties komen en gaan. Dat het morgen anders kan zijn omdat de omstandigheden veranderen of doordat je geest die dingen anders interpreteert. Het boeddhisme leert mij met dat soort dingen beter om te gaan. Gelijkmoediger te zijn. Voor uitingen ben ik minder kwetsbaar geworden, omdat ik nu meer weet over hoe ze tot stand komen. En mijn ego is wat geslonken. Het boeddhisme maakt mij sterk, al blijf ik me kwetsbaar opstellen.’
Klaas zegt
Leerzaam, zo’n praktijkverhaal. Ik heb vaak gehoord dat we dit leven hebben om ervan te leren. Je kunt dit ook anders zien: leren om steeds beter afgestemd/aangepast te zijn op de werkelijkheid.
Frans-Jozef zegt
Mooi man, goed bezig die conducteur! Word ik blij van en ontroert me.