1. Doodse stilte
Een abt zat met zijn monniken te mediteren toen de kok een pan liet vallen. De monniken schrokken en begonnen te mopperen, de abt bleef onverstoorbaar zitten.
Na afloop vroegen de monniken hem waarom hij zijn concentratie niet verloor. De abt zei: Weet dat stilte niet de afwezigheid van geluid is. Stilte is de afwezigheid van jezelf.
(Bron: Het verhaaltje ‘Onverstoorbaar’ in ‘De kleren van de yogi en andere verhalen over stilte’, verzameld en naverteld door Wim van der Zwan en vereenvoudigd door Hans van Dam.)
2. Stillende stilte
Een abt zat met zijn monniken te mediteren toen de keukenjongen een pan liet vallen. De monniken bleven onverstoorbaar zitten, de abt schrok en begon te mopperen.
Later vroegen de monniken hem waarom hij zich zo had laten gaan. De abt zei: Weet dat stilte niet de afwezigheid van reacties is. Stilte is aanwezig blijven bij jezelf. Rustig je reacties ondergaan zonder ze te onderdrukken of te overschreeuwen.
3. Levende stilte
Een groep monniken zat te mediteren toen de keukenjongen een pan liet vallen. Sommige monniken bleven onverstoorbaar zitten, andere schrokken en begonnen te mopperen. De keukenjongen lachte.
De monniken gingen naar de abt en vertelden wat er gebeurd was. De abt zei: Weet dat stilte niet de afwezigheid van jezelf is, niet de afwezigheid van reacties. Je hoeft ook niet aanwezig te blijven bij jezelf of je reacties rustig te ondergaan zonder ze te onderdrukken of te overschreeuwen.
Een monnik vroeg: Wat moeten we dan? De abt keek hem vorsend aan. De monnik drong aan: Wat is stilte dan wel? De abt trok een wenkbrauw op. De monnik trok een wenkbrauw op. De abt trok een mondhoek op. De monnik schoot in de lach. De abt proestte het uit, de monnik begon te schateren, de abt te bulderen, ze rolden over de grond van het lachen. De andere monniken staken hun vingers in hun oren tot de stilte weerkeerde.


