1
Leerling: Denkt u dat het leven zinvol is?
Meester Nitwit: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat het leven zinloos is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat het leven zowel zinvol als zinloos is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat het leven noch zinvol noch zinloos is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
2
Leerling: Denkt u dat er een juiste visie op het leven is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat alle visies op het leven onjuist zijn?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat visies op het leven zowel juist als onjuist zijn?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat visies op het leven noch juist noch onjuist zijn?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
3
Leerling: Denkt u dat de dood zinvol is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat de dood zinloos is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat de dood zowel zinvol als zinloos is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat de dood noch zinvol noch zinloos is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
4
Leerling: Denkt u dat er een juiste visie op de dood is?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat alle visies op de dood onjuist zijn?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat visies op de dood zowel juist als onjuist zijn?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
Leerling: Denkt u dan dat visies op de dood noch juist noch onjuist zijn?
Meester: Nee, dat denk ik niet.
5
Leerling: Wat denkt u dan wel over de zin van leven en dood?
Meester: Het gaat het er niet om wat ik denk.
Leerling: Waar gaat het dan om?
Meester: Hoe ik denk.
Leerling: Hoe denkt u dan?
Meester: Dat hoor je toch?
Leerling: Ik heb nog niets gehoord.
Meester: Dat heb je goed gehoord.

Verder lezen: Wat is een tetralemma?